Vrijdag gaat het EK in Rome van start waar de strenge Belgische selectiecriteria een grote delegatie niet in de weg stond. 41 individuele atleten en vijf teams zullen van 7 tot 12 juni de Europese top proberen bestormen. Van wie mogen we wat verwachten? Een wedstrijd moet altijd gelopen, gesprongen of geworpen worden, maar hieronder kan u toch een voorzichtige voorspelling terugvinden wat betreft de mannenbrigade. Mét medaillekansen.
Philip Milanov wordt als eerste de ring in gestuurd. In zijn geval mag je dit heel letterlijk nemen. In de ring van het discuswerpen zal de Belgische recordhouder zich proberen verzekeren van een plaats bij de beste twaalf. De voorbije maanden hebben we nog niet de beste Milanov gezien. Het Europese niveau is er allesbehalve op achteruit gegaan waardoor er rekening gehouden moet worden met een vroege exit.
Vervolgens is het de beurt aan de hordespecialisten, maar dat is zonder Michael Obasuyi gerekend. Obasuyi mag met zijn toptijd een blauw borstnummer opspelden, wat hem net als de overige elf snelsten van het seizoen, recht geeft op het overslaan van de reeksen. Na zijn WK-finale in Glasgow moet een EK-finale het absolute doel zijn voor de nationale recordhouder. Hij zal ongetwijfeld bij het kransje medaillekandidaten gerekend worden. Elie Bacari kan met minder druk toeleven naar zijn eerste seniorenkampioenschap in openlucht. Met een veertiende tijd van alle deelnemers mag een ronde verder geraken in theorie geen probleem vormen. Een finale kan, maar hoeft geen concreet doel te zijn voor de 20-jarige youngster.
Op de 800m is het de beurt aan Pieter Sisk, Eliott Crestan en Tibo De Smet. Het lijkt te mooi om waar te zijn om drie Belgen in de finale terug te zien, al hebben ze intrinsiek daar alle drie de kwaliteiten voor in huis wanneer ze op hun best presteren. Crestan is een echte kampioenschapsloper, daar is zijn WK-medaille van afgelopen winter het beste voorbeeld van, en krijgt – indien hij fit is -de beste pronostiek achter zijn naam. De Smet kan teren op eerdere kampioenschapservaring, wat hem ongetwijfeld van pas zal komen. Voor Sisk wordt het een eerste kennismaking met het hoogste niveau. Hij deinst er echter niet voor terug om een koers in handen te nemen.
Op dag twee worden Rémy Schyns, Tim Van de Velde en Clément Deflandre wakker met een duik in de waterbak. In tegenstelling tot Schyns en Van de Velde kon Deflandre nog geen hoogvorm aantonen. Tenzij hij zijn piek perfect getimed heeft, lijkt een finale op papier moeilijk. De overige twee van het duo toonde zich de voorbije weken beter dan ooit. Zeker voor Van de Velde, die nog een eindschot kan uitspelen, moet de finale mogelijk zijn.
Een voltallige bezetting zien we ook terug op de 400m. Alexander Doom krijgt dankzij zijn hoogste notering op de ranking een ronde extra rust. Dat is Dylan Borlée en Jonathan Sacoor niet gegund. Zij moeten in de reeksen al vol aan de bak, al mag die ronde geen probleem vormen. Om in de finale te geraken zal Borlée in de buurt moeten komen van zijn PR-vorm. De finale-ambities van Sacoor en Doom zullen levendiger zijn. Doom zal ook niet om de status van topfavoriet heen kunnen, zeker na het afzeggen van Europees recordhouder Matthew Hudson-Smith.
John Heymans heeft al laten vallen dat hij op een medaille mikt in de rechtstreekse 5.000m-finale. Als vierde op de ranglijst geen onlogische gedachte. Heymans heeft de voorbije weken alvast sterk gewerkt aan zijn eindschot en lijkt dus klaar voor verschillende wedstrijdscenario’s. Hij zal echter vooral als outsider voor de medailles gezien worden. Robin Hendrix weet die druk van zich af te houden. Van druk was er op het EK veldlopen evenmin sprake en we weten hoe dat is afgelopen… Zijn bronzen stunt evenaren zal weliswaar niet evident zijn. Een plaats bij de beste twaalf zou knap zijn.
De dag daarop is het aan Hendrix’ zijn kompanen van het Runners’ lab Athletics Team. Simon Debognies en Dorian Boulvin nemen net als Michael Somers de halve marathon voor hun rekening. De ‘RAT-ers’ staan als vierde en vijfde op de startlijst. Neem de persoonlijke records van alle atleten mee in rekening en ze zakken weliswaar enkele plaatsen. Een medaille mag niet de verwachting zijn, maar een verrassing is niet uitgesloten. Somers zijn hoofddoel ligt twee maanden later in Parijs. Hij spaart zijn beste vorm nog op en wordt minder hoog in de uitslag verwacht.
Thomas Carmoy zorgt voor de Belgische driekleur in het hoogspringen. Het blijft voorlopig wachten op het betere vliegwerk van de pupil van Tia Hellebaut, al lijkt hij op de goede weg. Met zijn vernieuwde techniek wist hij dit seizoen over 2m25 te wippen. Daar win je wellicht geen eremetaal mee, maar de finale moet zeker een haalbare kaart zijn.
Op de tienkamp mogen Thomas Van der Plaetsen en Jente Hauttekeete hun ding doen. ‘VdP’ moest eerder dit jaar nog een tienkamp vroegtijdig stopzetten door ziekte en heeft dus nog niet kunnen laten zien wat hij waard is. Het olympisch minima van 8.460, 30 punten boven zijn PR, zal wellicht meer door zijn hoofd spelen dan een topnotering. Voor Hauttekeete is het zijn tweede groot kampioenschap van het jaar. Zijn losse wedstrijden toonden dat de vorm er is, maar om helemaal bovenin mee te strijden is hij nog een maatje te klein. Een goede score kan hem wel dichter bij zijn olympische droom brengen.
Het polsstokspringen is de zekerheid en onzekerheid zelve. Je weet voor 99,9% zeker dat Mondo Duplantis de oppergaai zal afschieten. Wat er achter hem gebeurt is dan weer een lastige kansberekening. Ben Broeders sprong dit jaar, net als zes anderen al over 5m82. Naast Duplantis gingen nog drie anderen een tikkeltje hoger. Aan de finalekansen van Broeders mag niet getwijfeld worden en in die finale is – met uitzondering van het goud – alles mogelijk.
De 1500m kleurt driemaal Belgisch door de inbreng van Ruben Verheyden, Jochem Vermeulen en Ismael Debjani. Die laatste is geplaatst dankzij een chrono van vorig jaar en kon weinig vormbehoud aantonen. Met een gebrek aan halve finales lijkt een finale halen aartsmoeilijk. Verheyden en Vermeulen vatten met hun seizoensbestes rond de top tien post en staan er dus een stuk beter voor. Een dichte ereplaats mag de ambitie zijn.
Bekijk het wedstrijdblad en je verwacht Timothy Herman met een negentiende plaats niet meteen in de speerwerpfinale. Bekijk zijn vorige prestaties op kampioenschappen en persoonlijk record en je weet dat het wel mogelijk is. Herman beschrijft zichzelf overigens als darkhorse. Iemand die bijzonder hard kan uithalen als de puzzelstukjes goed vallen en mogelijk op de verrassing kan spelen. Het kan, al lijkt een top 8 de meest realistische ambitie.
Op de 10.000m duikt de naam Isaac Kimeli op de tweede plaats op. Kleppers als een Jimmy Gressier hebben nog geen tijd achter hun naam staan waardoor het enigszins een vertekend beeld geeft. Kimeli is echter in bloedvorm en mag desondanks wel mikken op een medaille. De motivatie zal alvast hoog zijn want een outdoor EK-medaille is de enige ontbrekende in zijn kast.
Op de 4x400m zijn de Belgian Tornados altijd medaillekandidaat. Dat is in Rome niet anders. Het grootste gevaar zal wellicht van titelverdediger Groot-Britannië komen. Kan het Belgisch kwartet het zilver van twee jaar geleden opnieuw inruilen voor goud? Het ziet er alleszins goed uit.
Tenslotte is er nog de 4x100m waar de Belgian Falcons de moeilijke opdracht krijgen om beter te doen dan hun zesde plaats in München. Hoewel het kwartet sterker is dan toen, lijkt vooral de finale bereiken een mooie ambitie. Een topchrono kan hen eveneens nog op de Olympische Spelen in Parijs brengen. Daar is voorlopig een tijd onder de 38″30 voor nodig.
4×400 mixed en 4×100 Rockets?
Reacties zijn gesloten.