In onze reeks ‘Vanavond laat in het emiraat’ blikken we elke middag met een atletiekprominent of journalist vooruit op wat er die avond te gebeuren staat op het WK in Doha. Waar kijkt de geïnterviewde naar uit? Durft hij of zij zich aan een gokje te wagen? Vandaag Tim Moriau, de coach van Isaac Kimeli, Robin Hendrix en Thomas De Bock.
Wat is er mogelijk voor jouw pupil Isaac Kimeli vanavond? Kan een top 8 als werkelijk alles meezit?
“Hij is goed hersteld. Er zijn twee scenario’s mogelijk. Ten eerste een boemelkoers met een knetterharde laatste 1.500 meter. Dat is ons droomscenario, waarin hij heel hoog kan scoren. Top 8 is dan inderdaad mogelijk. Het kan ook keihard gaan, zoals in Rio. Dat hopen we niet, dan is top 12 het hoogst haalbare. Wij zijn tevreden als hij in dit topveld meespeelt tot in de laatste ronde. In een tactische koers moet dat zelfs de laatste 200 meter zijn. Het toernooi is voor mij geslaagd als hij in de laatste rondes nog altijd een frisse, attente indruk maakt.”
Er staan drie Noorse broers in die finale van de 5.000 meter. Hoe speciaal is dat?
“Daar spreken we binnen 20 jaar nog over. Zeker ik, omdat Isaac er ook bij is. Ik ben fan van hen, maar begrijp me niet verkeerd. We zijn niet alleen fan, en willen er minstens eentje kloppen. Ze gaan zich waarschijnlijk samen vanachter zetten in de eerste kilometers, en ik heb Isaac gezegd dat hij niet teveel respect moet hebben. Hij moet zich midden in hun treintje durven positioneren. Ook op vlak van trainingen ben ik fan van vader Gjert, al durf ik zeggen dat ze grotendeels hetzelfde doen als wij. Focus op uithouding zonder belachelijk veel kilometers te maken, weinig specifiek werk, maar als er dan eens kwaliteit aan bord komt, gaat het hard. Maar nooit aan 100%, dat heeft nauwelijks meerwaarde. Eerlijk gezegd: zo trainen alle atleten die het meer dan twee jaar volhouden aan de top. Als ik één verschil moet benoemen met de broers, is het dat ze nog iets meer volume doen. Een gewone week bij Isaac is 130 kilometer, bij hen 150 à 160. Robin Hendrix zit nog maar aan 100.”
Kijk je als specialist van de lange afstand toch ook uit naar Karsten Warholm straks?
“Natuurlijk, ik ben in de eerste plaats atletiekfan. Ik heb hem op een EK junioren nog de tienkamp met de 400m horden zien combineren. Dat hij nu de beste van de wereld is, is fantastisch.”
Hoe schat je de kansen in van Claire Orcel en Imke Vervaet?
“Claire haar doel is top tien. We hebben een weddenschap afgesloten. Als ze dat haalt, betaal ik haar een pak friet. Gezien haar leeftijd zou het al fantastisch zijn als ze opnieuw haar 1m92 uit de kwalificaties kan bevestigen. Imke moet genieten van de ervaring. Het is haar eerste grote toernooi, meteen een WK. We moeten realistisch zijn. Als ze in de buurt van haar record kan komen, is dat een mooie bevestiging.”
Er komt steeds meer kritiek op het WK in Doha, om allerlei redenen. Hoe sta jij daar in?
“Organisatie en beleving verdienen een dikke nul. In de eerste plaats zijn de verschillen tussen de hotels te groot. Sommige landen zitten in poepsjieke hotels, bij anderen is het ondermaats. Wij zitten er tussenin. En dan zijn er de toeschouwersaantallen. Dat is triestig, maar logisch. Hier woont niemand, en al helemaal niemand die atletiek volgt. Het ergste is nog het uurschema. Dat er 20 minuten tussen alle proeven zit, is schandalig. Zo gaan we nooit beleving creëren rond atletiek. Over de marathon wil ik toch gezegd hebben dat we niet te veel moeten zagen. Niemand is verplicht om naar hier te komen. Het is niet voor niets dat Abdi en Naert gepast hebben.”
Jouw eigen atleet, Thomas De Bock, is er wel bij. Hij staat niet bekend als een hitteloper. Wat is er mogelijk?
“We hebben alle mogelijk voorzorgsmaatregelen genomen en zullen zien of dat volstaat. Om de tien kilometer trekt hij een nieuwe koelvest aan. We hebben nagevraagd bij IAAF of dat mag en het is in orde. Hij is inderdaad allesbehalve een warmtespecialist. Hij verliest bijna drie liter vocht per uur. Als zijn lichaam over de rode lijn dreigt te gaan, is het een gedeelde verantwoordelijkheid van hemzelf en mij om er meteen uit te stappen. We hebben tijdens Manuela Soccol haar koers een dertigtal halve lijken zien weggebracht worden, maar ik vind dat die atleten daar zelf mee verantwoordelijk voor zijn. Ze wisten op voorhand hoe warm het zou worden. Thomas is wel in de vorm van zijn leven. Hij start vijftien seconden per kilometer trager dan hij in normale omstandigheden waard is. We passen exact dezelfde tactiek toe als bij Manuela. Als hij 2u26 kan klokken, zal hij héél hoog uitkomen. Het belangrijkste is dat hij het aanvoelt als een overwinning op zichzelf. De tijd doet er niet toe.”