Meer dan 24 uur is het komende zondag en maandag voor de beste Belgische afstandslopers bang afwachten of ze richting EK cross mogen. Dame Tasama zal er eens goed om kunnen lachen, want zelf wachtte hij liefst 14 jaar op een Belgisch paspoort. In Roeselare staat de ondertussen 31-jarige specialist van het veldlopen voor het eerst als Belg aan de start van een selectiecross. En met ambitie.
“Voel jij je ondertussen al een beetje Belg”, vroegen onze collega’s van Losse Veter in januari 2016 in een video-interview aan Dame Tasama. Die was toen nog Ethiopiër, maar woonde al dertien jaar in ons land. “Een beetje veel”, zei Tasama met de hem zo typerende zachte glimlach. Hij kon er om lachen, maar er zat ook veel frustratie in hem.
Een dik jaar later, in februari 2017, werd zijn aanvraag tot naturalisatie eindelijk goedgekeurd. Net in die periode kwam de IAAF met een regel waarbij atleten pas na drie jaar voor hun nieuwe land mogen uitkomen, om wantoestanden te vermijden zoals het opkopen van sterke Kenianen door Turkije. Op 15 november jongstleden besliste de atletiekfederatie toch dat Tasama lang genoeg in België woont om ons land internationaal te mogen vertegenwoordigen, en staat er Eligible to represent BEL in National Representative Competitions achter zijn naam op de website van de IAAF.
Tasama maakt zondag een aardige kans om zich voor het EK veldlopen in Tilburg te plaatsen, en dus vroegen wij hem of hij ons te woord wilde staan. Waarop Tasama ons prompt bij hem thuis in Mechelen uitnodigde, waar hij samenwoont met die andere topatlete Almensch Belete, en dochtertje Eden.
Is het anders toeleven naar Roeselare nu je kans maakt op een EK-selectie?
“Ik weet het niet. Ik probeer gewoon om te winnen. Zo zal ik altijd lopen, maar ik hoop natuurlijk ook op een EK-selectie. Op het EK in Tilburg droom ik van het podium. Als je niet probeert, lukt het zeker niet. Het zou leuk zijn dat er vrienden familie kunnen komen kijken omdat het zo dichtbij is. En hopelijk zijn er ook veel Belgische fans.”
Hoe gaan de trainingen?
“Goed. Ik ben klaar voor Roeselare. De conditie is nog iets beter dan in Mol. Nadien heb ik nog de halve marathon van Ploegsteert gelopen en daarna nog twee keer hard getraind. Sinds donderdag ben ik aan het uitrusten.”
Heb je doorgaans veel zenuwen voor een wedstrijd?
“Je moet niet te veel aan de wedstrijd denken, dan voel je geen stress. Maar als ik al mijn kleren begin te verzamelen, dan begint het. Eens ik begin op te warmen, is het weer weg. Ik verwacht geen extra stress omdat er zondag een EK op het spel staat. Als ik goed loop, ben ik erbij. Loop ik niet goed, heb ik op het EK niks te zoeken. Ik ga niet naar Tilburg om in een mooi hotel te slapen.”
Je hebt verschrikkelijk lang moeten wachten op die Belgische nationaliteit. Hoe was dat?
“Veertien jaar, dat is héél lang. Het is niet duidelijk waarom het soms zo lang duurt. Het was heel lastig voor mij. Ik heb veel tijd verloren. Er zijn zo veel dingen die ik niet kon doen, niet alleen binnen de atletiekwereld. Ik had lang niet eens een verblijfskaart, dus dat maakte mijn hele leven moeilijk, ook een woning vinden. Niet simpel allemaal. Als ik iets ander had willen doen dan lopen, was dat niet eens gegaan. Ik wilde een opleiding volgen, maar dat mocht niet. Trainen of wedstrijden lopen in het buitenland ging ook niet. Ik mocht zelfs niet naar Frankrijk of Nederland.”
Uiteindelijk kreeg je toch die Belgische identiteitskaart. Hoe kwam dat?
“Omdat ik getrouwd ben met Almensch, en zij Belgische is. Tevoren was het altijd wachten en hopen. Nooit had ik een idee hoe lang het nog zou duren.”
Dat je nu op papier Belg bent, verandert dat nog iets aan je gevoel, als je hier al zo lang woont?
“Iets wel, maar niet zo veel. Net omdat het zo lang op zich liet wachten. Ik heb zo veel gemist. Als ik die nationaliteit vijf jaar eerder kreeg, was het een ander verhaal geweest. Toen liep ik 13’12 op 5.000 meter. Nu is het misschien iets te laat gekomen, op sportief vlak dan.”
Is er ondanks je leeftijd (31) toch nog ambitie om enkele jaren te schitteren als Belg?
“Ik heb nog grote plannen. Als de blessures achterwege blijven, wil ik voor het WK in Doha gaan. Waarschijnlijk ga ik voor het minimum op de 5.000 meter, maar het kan ook de 10.000 meter worden.”
Beschik je nog over voldoende snelheid om te schitteren op de piste?
“Als ik goed kan trainen, zie ik geen probleem. Ik moet gewoon vrij blijven van blessures. Ik voel me nog niet oud. Eerst wil ik op de piste weer goeie tijden lopen, maar daarna wil ik ook de marathon proberen. Ik ben zelfs al een beetje aan het trainen met het oog op de marathon. Mijn kilometers gaan omhoog en ik hoop in het najaar van 2019 te kunnen debuteren. Ik ga proberen om de limiet te lopen voor de Spelen in Tokio.”
Hoe ben je veertien jaar geleden in België terechtgekomen?
“Dat is een lang verhaal. En pijnlijk ook. Ik wil daar eigenlijk niet meer over praten.”
Je allereerste wedstrijd in België, herinner je je die nog?
“Ja, in Lanaken. De 800 meter. Ik begon op de kortere afstanden. Toen ik in een asielzoekerscentrum zat, waren er sportactiviteiten, en één keer was het lopen. Daarna nam iemand van het centrum mij mee naar de atletiekclub in Lanaken, op mijn zeventiende. Het was pas later dat ik een hoog niveau haalde. De eerste keer dat ik het gevoel kreeg dat ik op een hoog niveau liep, was toen ik de korte cross won in Roeselare.”
Uiteindelijk werd je een vaste waarde in de CrossCup, en veelwinnaar op de lange cross.
“In Mol heb ik drie keer gewonnen. In Hannuit twee keer, in Brussel één keer en in Hulshout ook één keer. Ik heb mooie herinneringen aan de CrossCup, maar als niet-Belg kreeg ik er zo goed als nooit startgeld. Daarom liep ik bijna nooit in Roeselare. In Tilburg, dezelfde dag, kreeg ik altijd een mooie startpremie.”
Nu je Belg bent, valt er in de CrossCup wel een aardig centje te verdienen.
“Dat maakt een groot verschil, ja. Nu wordt het interessanter. Ik heb ook een contract met de organisatie voor het hele seizoen en zal alle manches meedoen.”
Vroeger woonde je in Leuven, zoals zo veel afstandslopers. Waarom ging je weg?
“We wilden blijven, maar Leuven is enorm duur. Nog eerder woonden we in Maasmechelen, daar kon je ook heel goed trainen, net als in Leuven. Dat is in Mechelen minder. Eén keer per week ga ik nog terug naar Leuven om te trainen. De andere trainingen doe ik vooral in Bonheiden en Hofstade.”
Leef jij van het lopen, of werk je daarnaast nog?
“Tijdens mijn blessure ben ik in een fabriek gaan werken, maar nu ben ik weer gestopt. Ik moest trainen en voor Eden zorgden, dat is al veel.”
Is je leven veranderd sinds je vader bent?
“Helemaal. Het is zo’n speciaal gevoel. Ik denk veel aan haar en probeer een goeie vader te zijn. Ik wil haar alles kunnen geven wat ze nodig heeft. Je bent er de hele tijd bezig, nooit meer alleen. Je wordt er heel blij van, maar het is veel werk. Ze huilt ook ’s nachts, maar het is meestal haar mama die dan voor haar zorgt.”
Jij leeft als profatleet, Almensch werkt halftijds in de Lidl. Komen jullie een beetje rond?
“Dat gaat.”
Almensch komt tussen: “Het lukt inderdaad. We hebben een appartement gekocht, en moeten niet héél veel afbetalen. Maar daarom hebben we wel beslist dat ik ging werken, en hij stopte. Nu kan hij zich helemaal op het trainen richten. Bij mij zal de comeback daardoor iets langer duren, maar dat mag.”
Dame, kan jouw club VAC financieel voor veel steun zorgen?
“Ze hebben mij hard geholpen met stages en transportkosten, maar met mijn kuitblessure is dat stilgevallen.”
Die blessure heeft lang aangesleept, toch?
“Drie jaar, en daarin heb ik aan stoppen gedacht. De beslissing was eigenlijk zelfs al genomen. Ik had zo veel tijd en geld in de revalidatie gestopt, maar het hielp niet. Ik ben langs enorm veel dokters en kinesisten gepasseerd. De meesten suggereerden een operatie, maar dat wilde ik niet. Uiteindelijk wist dokter Bellemans mij te vertellen dat het opgelost kon worden met medicatie en drie weken fietsen.”
Heb jij in al die jaren eigenlijk meer geld gewonnen of verloren met het lopen?
“Goeie vraag! (barst in lachen uit, nvdr.) Zonder blessures kan je wel iets verdienen, maar met een blessure valt het inkomen weg en moet je om de paar dagen naar de dokter en de kinesist, en dat kost veel.”
Tijdens het hele interview dartelt dochtertje Eden vrolijk door het huis, Almensch holt er met plezier achteraan. Ze vertelt tussendoor hoe ze graag in de Lidl werkt, en haar Nederlands is er spectaculair op vooruit gegaan. Ook Dame kijkt regelmatig trots op naar zijn dochter. Hij staat erop dat ik – al zeg ik beleefd dat ik eigenlijk geen koffie lust – hun zelf gebrouwen Ethiopische koffie proef. En dus ga ik overstag. Er zit nog veel Ethiopië in deze familie, maar het zijn tegelijk ook echte Belgen geworden. Ze lijken gelukkig en hebben hun draai gevonden in dit bizarre landje, waar een beslissing soms veertien jaar op zich laat wachten.