Af en toe laten onze journalisten het klassieke verslag of de objectieve analyse van het EK in Berlijn even voor wat het is, en wordt er plaats gemaakt voor een kijkje achter de schermen of in de hoofden. U leest het in onze vaste column, Checkpoint Atni.
We schrijven de lente van 2018. Een groepje vrouwelijke Belgische 400 meterloopsters maakt bekend dat er opnieuw ambities zijn voor een 4×400 meterproject. Niet veel later volgt de naam Belgian Cheetahs. Hier en daar komen er bemoedigende schouderklopjes, maar de sceptische monkellachjes zijn vele malen talrijker. Wat zou het ook? Op Hanne Claes na had nog nooit iemand een eerste ronde overleefd op het hoogste niveau.
Amper vier maanden zijn we ondertussen verder. De groepsgeest bij de Cheetahs gaf een enorme energieboost- we lazen en hoorden haast dagelijks de leuze ‘Cheetahs on fire’ de voorbije maanden. Cynthia Bolingo, Camille Laus, Margo Van Puyvelde en Justien Grillet stonden allen in individuele halve finales in Berlijn, Hanne Claes werd zelfs vierde in de finale. Gisteren volgde het absolute hoogtepunt met een vierde plaats in de finale van 4×400 meter, en dat in een Belgische recordtijd die doet dromen van de olympische finale in Tokio. Samen sta je wel degelijk sterker. Twee plus twee is soms vijf, zo leren de Cheetahs ons.
Dezelfde teamspirit doet ook de Belgian Tornados al elf jaar schitteren, met gisteren een nieuw gouden hoogtepunt in Berlijn. Waarom loopt Kevin Borlée als slotloper altijd adembenemende splittijden in de 43 seconden? Omdat hij in de slipstream van andere lopers kan volgen, maar minstens evenzeer omdat hij voor de ploeg door het vuur wil gaan. Groepsgeest moet permanent onderhouden worden, en dat gebeurt ook. Op een wedstrijd in juni viel het mij nog op hoe de Tornados, toen alle fans en camera’s al naar huis waren en dus niet voor de show, een ploegmomentje inlasten inclusief bijbehorende kreten.
De sfeer in het Belgische kamp zit goed deze week. Iedereen gunt mekaar het succes, dat er met bakken is uitgekomen, en surft verder op de prestaties die eerder al geleverd werden. Waarschijnlijk heeft ook Koen Naert daar vandaag een klein beetje van kunnen meeprofiteren. Er mag nu dubbel en dik gefeest worden, maar daarna moet de vraag gesteld worden hoe we dit succes in de toekomst kunnen herhalen. Veel te veel van onze successen zijn het gevolg van individuele trainers en atleten die zich zonder al te veel ondersteuning – laat staan topsportstructuur – uit passie naar de top hebben gevochten. Het kan met andere woorden nóg beter, maar dan moeten alle instanties, verantwoordelijken, meesterbreinen en talenten met de neus in dezelfde richting. Niet ieder in zijn hoekje, maar ’tous ensemble’.
Milan Augustijns