De trainer besteedt honderden uren aan zijn atleten, meestal vrijwillig, en krijgt daar slechts zelden een schouderklopje voor in de plaats. Achter elke sterke atleet staat nochtans een minstens even sterke trainer. Atletieknieuws plaatst daarom enkele trainers in de kijker. Vandaag Lieve Van Mechelen, samen met partner en ex-topatleet Kristof Beyens actief als coach van onder meer Kobe Vleminckx.
Lieve, waarvoor wil jij als trainer staan?
“Als coach vind ik het belangrijk om mee te zijn met de tijd. Ik wil dan ook staan voor vernieuwing en verbetering van trainingsaspecten, zoals de biomechanica van de looptechniek. Ik sta daarnaast achter persoonlijke coaching, en bekijk elke atleet als een individu met zijn of haar persoonlijke kwaliteiten en zwakten. Dat is ook de reden waarom ik geen clubtrainingen geef, omdat ik anders te weinig tijd en aandacht kan geven aan de atleet in kwestie. Atletiek is een individuele sport, die ik dan ook individueel benader. Mijn filosofie is simpel: ik probeer het uiterste te halen uit elk lichaam en elke geest. Het werken met spurters is zoals het afstellen van een Formule 1-wagen: de kleinste fout zal zwaar worden afgestraft.”
“Ik sta ook voor pieken op het juiste moment. Ik hou ervan om mijn atleten klaar te stomen naar hun belangrijkste wedstrijd van het seizoen. Het is het opbouwen van de juiste spanning. Het is zoals de ogen van een jachtluipaard: gefocust op de prooi, een toptijd. Het startschot, een explosie van power, elke pas raak, iedere beweging tot in de minuscule essentie, iedere millimeter telt, elke nanoseconde tikt weg. Ik hou ervan om gedetailleerd te werken en verwacht van mijn atleten hetzelfde.”
Een trainer moet het vaak zonder veel erkenning doen. Hoe ervaar jij de erkenning van je atleten?
“Ik heb veel toppers mogen begeleiden, zowel in België als in Nederland, en eerlijk gezegd heb ik met al mijn atleten en ex-atleten een heel goede band kunnen opbouwen. Met de atleten van de vorige generatie heb ik nog steeds een sterke band. Zo spreken we met Marcel van Der Westen en Ingmar Vos nog steeds twee keer per jaar af om wat bij te praten, met François Gourmet trainen we nog regelmatig samen in Herentals of in Luik, Cedric Nolf belt me nog regelmatig om te overleggen over coaching. Damien Broothaerts en Eline Berings zullen mij nooit voorbijlopen zonder een goeiedag en die ene bijzondere atleet waar het allemaal mee begon, Kristof Beyens, is nog steeds mijn partner en vader van mijn kinderen. We vormen nu samen ‘Team VMB’, waarin hij mee de coaching op zich neemt. We kunnen op die manier onze expertise bundelen in één team.”
Hoe zit het met de erkenning vanuit de federaties?
“Het heeft heel lang geduurd voor ik enige erkenning kreeg bij zowel de atletiekfederatie als Sport Vlaanderen. Na 25 jaar topsport hebben ze stilletjes aan door dat ik blijkbaar al wat heb gepresteerd. Nu valt het mee, maar het is niet altijd simpel geweest, en als vrouw in de topsport is het al helemaal heel moeilijk om erkenning te krijgen. Meermaals werd ik op grote wedstrijden naar de supportersingang gestuurd omdat ze dachten dat ik de vriendin of moeder was van de atleet. Ik kan met zekerheid vertellen dat het glazen plafond bestaat. Ik kijk er nog dikwijls doorheen als vrouw.”
“Na 35 internationale kampioenschappen, Belgische records en Olympische Spelen moet je je blijkbaar toch altijd opnieuw bewijzen, maar daar heb ik geen zin meer in. Ze zouden coaches beter voor hun kar spannen, en hun expertise gebruiken in het opleiden en begeleiden van opkomend talent. Ik vraag mij tot op de dag van vandaag nog steeds af hoe ver ik zou geraakt zijn indien ik voltijds coach had kunnen zijn.”
Hoe groot schat jij het belang van krachttraining voor spurters in?
“Krachttraining is belangrijk. Het gaat erom hoe je ermee omgaat, en of je het aanwezige krachtvermogen efficiënt kunt inzetten tijdens de sprint. Het is ook heel verschillend per atleet. Als we de vergelijking maken tussen twee atleten van mij, Kobe Vleminckx en Simon Verherstraeten, zal het niemand ontgaan dat deze twee jonge mannen er duidelijk anders uitzien qua lichaamsbouw, maar beiden snoeihard kunnen sprinten. De ene moet zijn groot krachtvermogen leren efficiënt te gebruiken, de andere moet nog veel krachtvermogen ontwikkelen. Voor mij is het belangrijkste dat je voldoende tijd neemt om het krachtvermogen te ontwikkelen, en dat de kracht functioneel kan worden gebuikt, want anders is het alleen maar extra gewicht om mee te sleuren. “
Wat is jouw mening over het opbouwen van een carrière van een atleet?
“Ik probeer een carrière op te bouwen met doelstellingen op korte, middellange en lange termijn. Dat doel kan resultaatgericht zijn, gericht zijn op de mentale weerbaarheid, het fysiek vermogen of de opvoeding naar ‘Hoe word ik een topsporter?’ en nog veel belangrijker ‘Hoe blijf ik een topsporter?’. Het is nodig om op korte termijn doelstellingen te stellen: de succeservaring van de atleet zorgt voor een stijging van de intrinsieke motivatie van de atleet. Als blijkt dat de doelstelling te sterk of te zwak staat, kan je snel aanpassingen doen. Ik heb altijd een plan voor mijn atleten, waar ik mij in grote lijnen aan houd. Stick to the plan!”
Zijn er trainingsaspecten die in België te veel of te weinig aandacht krijgen?
“Ik ben niet bezig met kijken naar wat de andere doen, ik focus vooral op mezelf. Wat wel opvalt is dat men te snel naar die topprestatie wil werken. In de jeugdcategorieën hebben de Belgen altijd medailles op de kampioenschappen, maar na de junioren is het liedje meestal uit. Ik vraag mij af waarom dat zich blijft herhalen. Ik denk dat er te weinig wordt geïnvesteerd in techniek, wat op lange termijn in het nadeel speelt, de trainingen te weinig worden afgesteld op het individu, en dat men te weinig geduld heeft om de top te bereiken.
“Nothing good comes in life , unless a lot of hard work proceeded the effort. Only temporary succes is achieved by taking shortcuts.”
“Uiteraard is de federatie daar mee schuldig aan. Er wordt gewerkt met een resultaatsverbintenis en er wordt veel te weinig rekening gehouden met de intrinsieke mogelijkheden van de atleet op langere termijn. Bij ons hangen de medailles meestal af van een individueel project en een slimme maar zotte coach die heel zijn leven geeft voor die ene topchrono.”