Hanna Vandenbussche was één van de revelaties van dit voorjaar met een voorlopige Olympische selectie op de marathon. Nadien zagen we haar nog weinig in competitie, een mooie aanleiding voor ons om bij Hanna eens te polsen naar haar verdere atletiekplannen dit seizoen. Een bijdrage van Benny Bicker.
Hanna, hoe blik je tot op heden terug op het zomerseizoen ?
“Ik blik met een relatief tevreden gevoel terug op mijn zomerseizoen. Pistewedstrijden zijn niet echt aan mij besteed, maar toch besliste ik om tijdens de zomermaanden een 3000 en een 5000 meter te lopen. Op de 3000m, die ik naar jaarlijkse traditie op de interclubwedstrijd loop, haalde ik een persoonlijk record van 9’51”. Ook op de 5000m kon ik me met één seconde verbeteren tot 16’48”, wat mij geheel onverwacht een selectie voor de Europabeker in Heraklion opleverde. Die selectie was voor mij een echte leerschool, zowel op mentaal als fysiek vlak. Tenslotte liep ik ook nog een stratenloop over 10 kilometer in het Nederlandse Appingedam, waar ik onder de 35’ kon duiken.”
Wat staat er verder nog op je programma ?
“Midden juli ben ik gestart met de voorbereiding voor een najaarsmarathon, al staat nog niet vast aan welke ik zal deelnemen. Aangezien ik mij in april voorlopig selecteerde voor de olympische marathon, wil ik heel graag mijn tijd van 2u40’ evenaren. De motivatie is er in ieder geval, en ik hoop dat ik een even mooie ervaring mag beleven als op mijn vorige marathons. Die hadden telkens iets speciaals voor mij: Annecy (mijn eerste marathon) was prachtig qua natuur, Ieper was vooral symbolisch (In Flanders Fields 14/18) en Rotterdam was uiteraard de meest spectaculaire wedstrijd qua parcours en volk langs de weg. In Rotterdam liep ik ook voor het eerst met een haas, Karel Moerman, aan wie ik heel veel te danken heb. Van start tot einde hebben we een constant tempo gelopen. Nu de limieten intussen definitief bekend gemaakt zijn, is er natuurlijk wel wat druk ontstaan. Toch gun ik iedereen deze kans: uiteraard kunnen slechts de drie beste vrouwen gaan. En ergens is het een goede zaak dat er wat concurrentie op de langere afstand komt bij de vrouwen. We zijn met een aantal atletes die aan elkaar gewaagd zijn en dat maakt het uiteraard spannend.”
En dan natuurlijk Rio 2016, waar je toch een grote kans maakt op een definitieve selectie. Hoe kijk je daar tegenaan ?
“Een mogelijke selectie probeer ik te beschouwen als een droom, maar niet als een obsessie die mijn hele leven zal bepalen. Uiteraard zal ik vechten voor mijn plaatsje bij de eerste drie vrouwen, maar tegelijk ben ik niet van plan om krampachtig naar die volgende marathon toe te leven. Koen Naert bevestigde deze gedachte in een recent interview: het moet plezant blijven en het mag geen sleur worden. Zolang het combineerbaar blijft met mijn werk en andere hobby’s, zou ik heel graag nog jarenlang marathons lopen en plezier beleven in het lopen. Intussen weet ik dat dit ‘plezier’ niet voortkomt uit persoonlijke records, selecties of podiumplaatsen. Het zijn niet de cijfers die het geluk van het lopen bepalen, maar je eigen gevoel. Ik ben dan ook een tegenstander van de opkomende rationalisering van de sport. Zonder de wetenschap in twijfel te trekken, noch de mensen te veroordelen die hier daadwerkelijk in geloven, ben ik niet van mening dat atleten machines zijn die prestaties moeten “produceren”. Wie zich blindstaart op tijden en limieten, krampachtig het aantal calorieën berekent die hij/zij mag innemen, is volgens mij verkeerd bezig. Deze “mathematische” aanpak verraadt een ongezonde controledrang die ruikt naar een obsessie die elke vorm van vrijheid wegneemt. Misschien is hier de filosofe in mij aan het woord, maar tegelijk denk ik dat het erg belangrijk is dat atleten bij deze gedachte stilstaan. Als elk element van de training berekenbaar en voorspelbaar wordt, als men op voorhand het percentage kan berekenen op basis waarvan men een limiet al dan niet kan halen, dan wordt de atleet een machine die draait op het ritme van de hartslagmeter of de gps.”
Met welke doelstelling zou je daar dan starten ?
“Het is heel moeilijk te beschrijven wat mijn ambitie voor Rio zou zijn. Een tijd van 2u40’ stelt op wereldniveau uiteraard niet veel voor. Ik denk dus zeker niet dat ik zou starten met de eerste vrouwen. Het zou al fantastisch zijn als ik met de andere geselecteerde Belgische atletes kan samenwerken en met hen kan gaan voor een mooie plaats en tijd. Ik weet intussen uit mijn vorige twee marathonervaringen, wat het is om ‘alleen’ (zonder mannelijke haas) te lopen en hoeveel verschil dit kan uitmaken.”
Staat vooraf het Europees Kampioenschap nog in het vet in je agenda aangeduid ?
“Mocht ik toch niet geselecteerd worden, overweeg ik om het EK 2016 in Amsterdam als een volgend doel te stellen. Ik weet wel niet wat de limieten voor het EK zijn, maar als die 2u38’ bedragen (zoals in Nederland vorig jaar), dan vermoed ik dat dit haalbaar kan zijn. Maar het blijft nu moeilijk te voorspellen wat het volgende jaar zal brengen.”
Blijft de marathon ook in de toekomst je doel ?
“Ik heb sinds vorig jaar ontdekt dat de marathon echt wel mijn favoriete wedstrijd is. Daarom hoop ik nog heel wat mooie ervaringen te beleven aan deze afstand. Spijtig genoeg weet ik wel, uit ervaringen uit het verleden, dat mijn lichaam moeilijk zware trainingsschema’s aankan en dat ik moet oppassen om niet overtraind of geblesseerd te geraken. Ik heb wel een aantal mooie marathons in mijn hoofd waaraan ik in de toekomst zeker nog eens wil deelnemen, zoals Parijs en New York.”
Hoe zien de komende weken er nog voor jou uit ?
“Wie mij een beetje kent, weet dat diëten en hoogtestages niet aan mij besteed zijn. Mijn enige ‘hoogtestage’ afgelopen zomer, bestond in de beklimming van enkele cols in de Auvergnestreek met mijn koersfiets. Voor de komende 8 weken, trek ik naar de volgende “trainingsoorden”: de bossen van Heverlee, het provinciaal domein van Kessel-Lo en de Westhoek. Daar kan ik rekenen op de uitstekende begeleiding van mijn trainster Veerle, op de mentale steun van mijn trainingsmaatjes Sandra Schenkel en Elke Steffens alsook op het gezelschap van mijn trainingsmakkers uit MACW. Het zijn precies die mensen die mij motiveren om de meest lastige trainingen af te werken en ook om in mezelf te blijven geloven. Daarnaast is ook de steun van mijn directe omgeving erg belangrijk: zonder mijn ouders, familie en mijn vriend Dennis zou ik dit nooit volhouden.”