Steven Pauwels (24) is wellicht de bekendste trailrunner van het land. Eind 2011 gooide de inwoner van Wezemaal het atletiekroer om en besloot hij het loopgenot te laten primeren. Enkele maanden later veroverde Pauwels als toen nog nobele onbekende meteen de Belgische titel op de lange afstand in La Roche-en-Ardenne. Sindsdien is hij niet meer van het voorste trailtoneel weg te slaan. Pauwels vertegenwoordigde ons land op het wereldkampioenschap in Wales en werd bij zijn debuut 24ste in de Transvulcania, één van de zwaarste wedstrijden ter wereld. Een bijdrage van Laurens Soenen.
Afgelopen winter kampte Pauwels met een hardnekkige blessure aan de knie, waardoor hij zijn voorbereiding voor een groot stuk de mist zag ingaan. Kwam de topvorm er aan het begin van de zomer eindelijk aan, werd hij door de weersgoden gestuit. Tijdens de Trans d’Havet, zijn eerste grote doelstelling van het seizoen, gooide hevig onweer roet in het eten. De wedstrijd werd namelijk halverwege stopgezet om de veiligheid van de deelnemers niet in het gevaar te brengen. Toch kan Pauwels met een zege op de 100km van de Ultra Trail des Fantômes en een vijfde plek in Kilian’s Classik met een tevreden gevoel op het voorbije jaar terugblikken.
In 2015 wordt Pauwels met heel wat veranderingen geconfronteerd. Niet alleen zal hij zijn studies lichamelijke opvoeding en bewegingswetenschappen aan de KU Leuven afronden, hij heeft ook besloten van club te wisselen. Komend seizoen zal Pauwels niet meer de kleuren van Daring Club Leuven Atletiek (DCLA) verdedigen, maar wel die van Atletiekclub Kortenberg (ACKO). Omdat hij niet opnieuw een winter zonder competitie tegemoet wil gaan, concentreert hij zich tot Nieuwjaar op de korte cross. Volgend jaar ziet Pauwels als een laatste tussenstap op weg naar de 100-mijlsklassiekers. Het ideale moment voor ons om hem over zijn trailruncarrière aan de tand te voelen.
Wat betekent trailrunning eigenlijk voor jou?
“Het is voor mij de meest natuurlijke vorm van lopen. Trailrunning is een beetje reizen, een verplaatsing van punt a naar punt b. Ik beschouw het als spelen in de vrije natuur. Sowieso zijn de wedstrijden offroad, moet er veel hoogteverschil overwonnen worden en vind je obstakels op je weg. Er wordt niets artificieels aan toegevoegd, zoals dat in cyclocross wel het geval is. Als er een boom omgevallen is, moet je erover. Als er geen ligt, zullen ze er ook geen leggen.”
Waarom heb je het pistewerk achter je gelaten?
“Ik kon gewoonweg niet genoeg passie voor bijvoorbeeld een 1500 meter opbrengen. Of je nu goed of slecht bent, aan de finish scheelt het hoop en al vijf seconden. Ik haalde er weinig voldoening uit. Daarom ging ik op training steeds verder lopen.”
Eind 2011 werden er lichte hartklachten bij jou vastgesteld. Wat ging er toen door je heen?
“Door ongemakken aan het hart mocht ik een tijdlang niet sporten. Ik vreesde nooit meer competitief te kunnen lopen. Dat was voor mij het signaal om geen tijd meer aan pistetrainingen te verspillen. Mijn moeder heeft me een goede drie maanden later naar een trailrun meegenomen en zo is de bal aan het rollen gegaan. Na 33 kilometer over onverhard terrein was ik volledig kapot. Ik eindigde als zevende, maar vier dagen lang heb ik niet kunnen stappen. Ik dacht bij mezelf: ik ben hier slecht in, maar wil het wel kunnen.”
“Sindsdien ben ik gericht gaan trainen en heb ik bijzonder snel progressie geboekt. Aangezien je in trailrunning pas op latere leeftijd je top bereikt, vind ik het de moeite waard om er nu alles voor te doen. Het is een eer om in topwedstrijden aan de start te staan. Ik droom van de 100-mijlsklassiekers in Europa. Voorlopig verloopt alles goed. Met ups en downs.”
Veel hardlopers beoefenen trailrunning puur recreatief. Voor jou is het topsport.
“Inderdaad, alles staat in functie van presteren. Ik kan ook elke dag twee à drie uur lukraak lopen, maar dan maak ik geen vooruitgang. Daarom doe ik ook elke dag stabilisatieoefeningen en slaap ik in een hoogtetent. Dat is helemaal niet leuk, maar het hoort erbij. Ik heb nog te veel ambitie om de sport gewoon als hobby te beoefenen. Anderzijds zou ik blijven trailrunnen, mocht ik de topsport vaarwel zeggen.”
Hoewel de interesse groeit, blijft trailrunning in België ondergeschikt aan bijvoorbeeld veldlopen.
“Als trailrunner in België is het niet gemakkelijk. Voorlopig zijn er in de Benelux maar enkelen die de lat hoog genoeg leggen om in de buitenlandse wedstrijden te presteren. Ik word nog altijd scheef bekeken. Zelfs in Leuven, toch wel de hoofdstad van het Vlaamse langeafstandslopen. Het heeft heel lang geduurd, vooraleer ik kon verantwoorden wat ik aan het doen was. Mijn lange trainingen stuiten vaak op onbegrip. De reactie van andere lopers is dan: “What the f*uck doedde gij?” (sic) Het is als pionier altijd lastig. Niemand heeft het pad voor mij geëffend. Alles wat ik doe, wordt dus extra hard bekeken.”
Met Pieter-Jan Hannes als boezemvriend heb je natuurlijk een perfecte partner in crime.
“De steun van PJ (Pieter-Jan, red.) is zeker handig, maar dan nog… Het zal een lang gevecht zijn om aanvaarding voor trailrunning af te dwingen en het zal niet van de ene op de andere dag verbeteren. Mensen hier kijken gewoonweg niet naar onze wedstrijden. In Italië daarentegen zendt RAI Sport (de Italiaanse tegenhanger van Sporza, red.) trailruns live op televisie uit. De lopers worden zelfs vanuit een helikopter gefilmd. Dat is bij ons ondenkbaar.”
“Sowieso vormen PJ en ik een goed team. Samen kunnen we onszelf wat verkopen. Via ons Youtube-project KZ*TV kan je perfect zien hoe twee op het eerste gezicht verschillende disciplines mooi op elkaar aansluiten. Ons dagelijks patroon ziet er eigenlijk vrij gelijk uit. Mensen vinden het blijkbaar leuk om ons zo te volgen. Het is een beetje uitlach-tv, ja, maar ik durf te zeggen dat we door die blik achter de schermen toch iets voor de atletieksport betekenen.”
Kan je als topper in een nauwelijks bekende sporttak financieel de eindjes aan elkaar knopen?
“Het is hoe dan ook heel moeilijk om sponsors te overtuigen, aangezien trailrunning geen Olympische discipline is. Daarom moet ik voornamelijk ondersteuning in de private sector zoeken. Met trailrunning ben ik natuurlijk op een goed moment gekomen. Net voor de hype zijn een aantal producenten op mijn kar gesprongen.”
“Ik wil als atleet ook meer leveren dan ik aan sponsors beloof. Ik zal geen geld schooien, als ik het niet dubbel kan teruggeven. Alle deals die ik de voorbije jaren gesloten heb – een jaartje Salomon buiten beschouwing gelaten – zijn voorlopig uitstekend uitgedraaid. Op materiaalgebied kom ik zeker niets te kort. Het zijn vooral de verplaatsingen naar het buitenland die financieel doorwegen. Gelukkig kan ik samen met PJ op stage gaan.”
Juich je de commercialisering van het offroadlopen toe?
“Goh, commercieel gezien is het natuurlijk heel dubbel. Hoe meer de interesse groeit, hoe meer mijn marktwaarde stijgt en hoe meer sponsors ik kan aantrekken. Voor mij persoonlijk zou de commercialisering van de sport een goede zaak zijn. Anderzijds merk ik dat het momenteel de spuigaten uitloopt. Daarom lijkt het me verstandig om eens stil te staan en na te denken over de toekomst. Moeten er bijvoorbeeld bepaalde regels ingevoerd worden? De natuur heeft namelijk maar een bepaalde draagkracht.”
Hoe verloopt je integratie in de internationale trailrunningcommunity?
“Eerlijk gezegd heb ik bijzonder weinig hechte contacten. De taalkloof is groot. Ik probeer me wel in te werken, begin wat mensen te kennen om samen te trainen, maar het is zeker niet zo dat we elke dag zitten te mailen. Van buitenaf ziet de trailrunningwereld er heel happy, roze en shiny uit, maar – geloof me – in de realiteit gaat het er soms agressief aan toe.”
“Emilie Forsberg (dit jaar winnares van het WK skyrunning, red.) bijvoorbeeld lijkt op het eerste gezicht een schatje. Wel, ik kan je zeggen dat ze best fel uit de hoek kan komen. Toen ik tijdens de Transvulcania samen met haar aan een kilometerslange afdaling bezig was, had ze zeker geen lieve woordjes voor de concurrentie over en ging ze zelfs aan de materiaalposten versnellen.”
Kan je tijdens een wedstrijd wel van de natuur rondom je genieten?
“Nee, je mag onze sport zoveel romantiseren als je wilt… Wanneer een topper na de wedstrijd zegt dat hij genoten heeft, dan is dat pure bullshit. Ikzelf ben constant met mijn voeding en tactiek om te winnen bezig. Veel tijd om rond te kijken is er niet. In de dagen voor de wedstrijd maak ik wel van de gelegenheid gebruik om de soms prachtige landschappen te bewonderen, maar niet in het heetst van de strijd.”
“Tijdens de wedstrijd geniet ik op een andere manier. Het is moeilijk onder woorden te brengen, maar wanneer ik zo goed en zo snel mogelijk probeer te lopen, dan geeft me dat een kick. Zelfs van de pijn na acht uren lopen kan ik genieten. Al wil ik het zogenaamde runner’s high niet verheerlijken.”
Van een kick gesproken: was de Trans d’Havet jouw heftigste wedstrijdervaring tot nog toe?
“In competitie was het waarschijnlijk wel het meest extreme avontuur, maar ik heb tijdens trainingen al dichter bij de dood gestaan dan toen. Het grote verschil is evenwel dat je in een wedstrijd niet kunt terugkeren: je wil doorgaan, aangezien je er zoveel voor opgeofferd hebt. Je wil je werk niet verloren zien gaan. Daarom neem je veel meer risico’s dan normaal. De verscheurdheid tijdens de Trans d’Havet was dan ook enorm: volhard ik of niet?”
Trailrunning associeer ik in eerste instantie met bergen. Hoe kom je in België aan je trekken?
“Trainingstechnisch kan ik voor de meeste dingen wel oplossingen bedenken. Het is natuurlijk eenvoudiger om twee uren in de bergen te lopen dan twee uren op een loopband bergop tussen fitnessboys. Optimaal is het niet, maar ik kan het opbrengen. Ik hoef me nooit voor een training te motiveren. Ik heb die tijd voor mezelf nodig. Alleen heb ik nauwelijks vergelijkingspunten. Aangezien mijn concurrenten ver weg wonen, weet ik vaak niet hoe mijn vormpeil zich tot dat van hen verhoudt.”
Waarin verschillen jouw trainingen in die van bijvoorbeeld Pieter-Jan Hannes?
Als middenafstandsloper is het leven veel gemakkelijker. Een 1500-meter-loper heeft maximum tien à vijftien wedstrijden per seizoen. Dat zijn korte, krachtige inspanningen, waarvan je twee dagen later volledig hersteld bent. Daarna kan je meteen verder trainen. Zo is je conditieniveau een heel jaar door constant, terwijl marathon- en ultralopers ten hoogste twee keer per seizoen top zijn. Na een wedstrijd moet ik dikwijls een maand herstellen. Ik groei langzaam naar een topvorm toe, bereik op een gegeven moment een piek, maar zak nadien weer diep af. De vormcurve is veel grilliger.”
Een blessure is in dat geval rampzalig. Je hebt zelf al verschillende keren aan de kant gestaan. Is het lastig om telkens weer van nul te beginnen?
“Revalidatie is gewoon een deel van mijn sport. Ik moet nu eenmaal veel kilometers op de teller hebben. Dat is niet gezond. Ooit zullen die lange inspanningen zich wreken. Tijdens de eerste trainingen van het seizoen of na een wedstrijd ben ik een waardeloze vent. Op mijn eerste fietstochtje deze winter ben ik door een gast van 80 jaar voorbijgereden, terwijl mijn hartslag richting 180 ging. Dan denk je wel: Steven, ben jij met topsport bezig? Natuurlijk boek ik supersnel progressie. Mensen verwachten evenwel dat je als trailrunner zomaar honderd kilometer uit je losse pols kunt schudden. Eigenlijk ben ik maar enkele dagen per jaar echt goed, voor de rest ben ik een loser.”
Trailrunners lijken vaak zonder structuur te trainen. Zweer jij ook bij je gevoel?
“De algemene trend lijkt dat je alles zo natuurlijk mogelijk moet doen. Alles op het gevoel. Ik wil me vooral tegen mijzelf beschermen. Als ik tijdens een training merk dat mijn hartslag te hoog is, als ik niet hersteld ben, dan zal ik mijn geplande training aanpassen. Ik train volgens de laatste wetenschappelijke inzichten en doe geen enkele training die geen zin heeft. Ik loop geen meter te veel. Je kunt je letterlijk in een coma lopen als je jezelf niet onder controle houdt. Niemand wil dat. Mijn gezondheid komt altijd op de eerste plaats.”
Ben je op het vlak van voeding ook zo professioneel bezig?
“Absoluut. Ik houd altijd hetzelfde voedingspatroon aan. In functie van een wedstrijd doe ik nooit iets speciaals. Ik let er wel op dat ik genoeg spierglycogeen en watervoorraad opbouw. Alles wat ik niet in mijn lijf kan opslaan, moet ik immers in een rugzak meedragen. Ik eet heel specifiek, want mijn discipline is bijzonder belastend voor het lichaam.”
“Ik wil geen tweede Froome (de Britse wielrenner, red.) worden. Die wordt volgens mij geen zeventig jaar. Ik wil een gezond lichaam. Daarom eet ik geen korte suikers en mijd ik bepaalde voedingscombinaties. Ik eet zo weinig mogelijk, maar zowel qua kwaliteit als timing zo perfect mogelijk. Ik probeer geen energie aan de vertering van mijn voeding te verkwisten. Bovendien drink ik sport- en hersteldrank en neem voedingssupplementen. Ik raad dat recreatieve lopers zeker af. Die procentjes maken voor hen niets uit.”
Voelt dat strakke voedingspatroon als een opoffering aan?
“In het begin was dat zeker een opoffering. Het is niet leuk om bepaalde eetgewoontes te veranderen, maar als je resultaten boekt, dan heb je dat er graag voor over. Je voelt je ook gewoon veel gezonder. Mijn lichaam is het afgeleerd om slechte stoffen te verteren. Als ik nu bijvoorbeeld een zak snoep zou eten, dan ben ik een hele week ziek. Een normale mens niet.”
“Ik kan niet meer terug zolang ik aan topsport doe. Het blijft in zekere zin een opoffering, maar je wordt het gewoon. Toch wil ik niet als een asceet leven. Ik wil niet zoals een Sven Nys alles tot in het extreme afmeten. Mocht hij tijdens de week een portie frieten eten, dan zal hij op zondag geen halve seconde trager rijden. Om mentaal gezond te blijven, gun ik mij daarom af en toe een pint. Er zitten bijzonder weinig korte suikers in bier. Na zware trainingen kan ik het dus in mijn voordeel gebruiken, bijvoorbeeld om ’s avonds sneller in te slapen.”
Komend seizoen zet je de stap nog niet, maar ben je van plan ooit de Atlantische Oceaan over te steken om daar de Badwater Ultramarathon, Bear 100 Mile of Leadville Trail 100 te lopen?
“Ik wil ooit in de Verenigde Staten lopen, maar zit er niet op te wachten. De Alpen en Pyreneeën zijn zoveel agressiever dan wat je aan de overkant van de oceaan vindt. De wedstrijden in Europa zijn zowat de Ironmans van mijn sport. In Amerika heb ik op zich niet veel te zoeken. Ik zou er graag eens komen en rondkijken, maar ik heb geen behoefte om er een Belgische vlag in de grond te planten. Het niveau ligt er over het algemeen ook lager dan in Europa. Paradoxaal genoeg zijn de Amerikaanse atleten vaak beter dan de Europese, maar door de jetlag kunnen ze dat zelden bewijzen.”
Ook beginnende trailrunners willen zich vaak bewijzen. Heb je nog een ultieme tip voor hen?
“Ik zou hun aanraden om de idolen van onze sport niet te veel op te hemelen. Trailrunning bevindt zich nu in een ruige periode, zoals skaten tijdens de jaren ‘70-80. Het lijkt heel cool om tien honderdkilometerwedstrijden per jaar te lopen, maar dat is bijna onmenselijk. Veel meer dan in welke andere sport speel je met de grenzen van het menselijk lichaam. In de voorbereiding op een marathon krijg je als loper veel meer feedback. Een trailrun in de bergen daarentegen kan je niet simuleren.”
“Denk dus goed na vooraleer je het hooggebergte in trekt. Op foto’s zie je trailrunners in blote bast zonder bescherming over gletsjers lopen, maar die atleten zijn op dat terrein opgegroeid. Ze hebben bij wijze van spreken meer uren daar gestaan dan wij op het toilet gezeten hebben. Mensen zien die beelden en denken dat ze hun idolen kunnen na-apen. Door dergelijke trends zie ik meer en meer ongevallen gebeuren. Blijf er met andere woorden steeds met je gedachten bij.”