In ’10 vragen aan 10 beloftevolle tieners’ gaan wij op zoek naar 10 beloftevolle Belgische scholieren om 10 (interessante) vragen aan te stellen. Na Lotte Scheldeman, Hanne Maudens, Chloë Beaucarne, Vincent Ducène, Ilke Lagrou, Tobias Capiau, Ilya Defrère en Alexander Doom is het nu de beurt aan Alessandro Van De Sande. De 17-jarige atleet van Olympic Brugge behaalde dit seizoen de Belgische titel op de tienkamp voor scholieren en komt na het afsluiten van het zomerseizoen op de lijst van Belgische recordhouders met de beste prestatie op het ‘nieuwe nummer’ voor scholieren. Ook buiten de tienkamp staat hij zijn mannetje, want op de 400m horden moest hij alleen maar Dylan Owusu laten voorgaan op het Belgisch kampioenschap. Iemand met heel wat in zijn mars waarmee wij graag kennismaakten.
1) Op welke manier ben je met atletiek in contact gekomen?
“Vroeger deed ik eerst aan voetbal, maar opeens kreeg ik te horen dat ik niet meer mocht meespelen op wedstrijden. Ik mocht alleen nog maar meetrainen. Toen ben ik beginnen zoeken naar een andere sport en ben uiteindelijk als miniem in de atletiekwereld beland. Uiteindelijk een goede zet van de toenmalige voetbaltrainer.”
2) Hoe combineer je atletiek met school?
“Doordat ik in de topsport school zit en de meerkamp beoefen, is het ideaal om aan de topsportschool te kunnen studeren. Je hebt er een heel goede begeleiding, voor elke discipline is er een andere trainer voorzien. De spreiding van de studies is ideaal, zodat we toch dagelijks nog de twee noodzakelijke trainingen kunnen doen. Ook de wisselwerking van de tss-trainers met mijn persoonlijke trainster Sonja Deschacht verloopt vlot. Waardoor de studies nog steeds goed te combineren zijn met de vele trainingsarbeid.”
3) Hoe zit een gemiddelde trainingsweek er bij jou uit?
“Een gemiddelde trainingsweek bij mij bestaat uit 3 sprongtrainingen (hoog-ver- en polsstokspringen), 2 werptrainingen (kogelstoten, discus -en speerwerpen), één horden-training en één spurttraining. Daarnaast ook nog 2 maal power-training en één stabilisatietraining. Zo kom ik aan een tiental trainingen per week. In het weekend komen er dan meestal nog 2 clubtrainingen bij. Als er wedstrijden op het programma staan, vallen de weekend trainingen weg. We zorgen er steeds voor dat er zeker één rustdag per week is, zodat het lichaam voldoende kan herstellen van de inspanningen.”
4) Je presteerde dit seizoen sterk op de meerkamp/tienkamp, maar ook op de 400m horden liep je naar een tweede plaats op het BK en haalde je dezelfde plaats op de jaarranglijst. Verkies je de lage horden boven de meerkamp of dient dat vooral als afwisseling?
“Ik verkies nog altijd de meerkamp boven alles. Ik doe aan de 400m horden mee om ook wat afwisseling in de disciplines te hebben. De meerkamp blijft nog altijd mijn hoogste prioriteit, zolang ik in alles goed kan blijven presteren . Ik wil ook zolang mogelijk op de meerkamp blijven, want dan train je alle spieren. Hierdoor heb je ook een bredere basis om daarna eventueel te gaan specificeren.”
5) Je was de eerste Belgische recordhouder op de tienkamp voor scholieren begin deze zomer. Tobias Capiau verbeterde dat record op het Vlaams kampioenschap maar op het Belgisch kampioenschap meerkamp nam jij het weer over van hem. Met 7270 kom je ook als vijfde op de wereld ranglijst bij de scholieren. Had je ongeveer die verwachtingen tijdens je voorbereiding op het zomerseizoen of had je met minder ook vrede genomen?
“Vooraleer ik aan de tienkamp begon, rekende ik op die 7000 punten-grens. Als ik dat haalde ging ik al heel tevreden zijn, maar 7270 punten , dat had ik echt niet verwacht. Ik ben ook heel tevreden daarmee. Die 5e plaats op de wereld ranglijst is uiteraard mooi meegenomen, maar de weg om ooit naast Hans Van Alphen, Thomas Van Der Plaetsen, Frederic Xonneux en Niels Pittomvils te staan met een +8000 punten resultaat, is nog zeer lang. Ik heb uiteraard een superseizoen achter de rug met 2 Belgische records op de tienkamp en met Olympic Brugge op de 4x200m (indoor).”
6) Zijn de limieten voor internationale kampioenschappen te scherp in België? Remt men hierdoor de ontwikkeling van talenten af of draait alles rond het financiële plaatje?
“De Belgische limieten staan inderdaad redelijk scherp, zeker bij de “jeugd”. Hierdoor is het moeilijk om internationale ervaring op te doen. Dat verklaart volgens mij ook de mindere resultaten die soms behaald worden op internationale kampioenschappen. Leren omgaan met de druk is ook een deel van het trainingsproces, alleen kan dit jammer genoeg maar geoefend worden door deelname aan die grote wedstrijden. Of het al dan niet een financiële kwestie is wil ik me niet over uitspreken. Ik hoop alleen maar dat we in de toekomst voldoende kansen krijgen om ons internationaal te bewijzen.”
7) Je wordt junior, wordt het EK voor junioren in het Zweedse Eskilstuna jouw doel voor 2015? Of komt dit te vroeg aangezien je eerstejaars zal zijn?
“Dat is mijn doel voor 2015, we zijn al aan het trainen naar de zomer toe van volgend seizoen. We doen al aan specifieke oefeningen die hopelijk na veel herhalingen, veel effect en de nodige resultaten zullen opleveren. Ook het winterseizoen staat volledig in het teken van Eskilstuna, aangezien ik de limiet nog zal moeten halen in het begin van het zomerseizoen. Tweemaal pieken in één seizoen, om die limiet te halen en daarna toe te werken naar het kampioenschap maakt het natuurlijk nog extra moeilijker. Desondanks ga ik er volledig voor.”
8) Vind je dat de atletiek in België genoeg aandacht krijgt? Moeten er structurele wijzigen worden doorgevoerd om de sport aan populariteit te laten winnen? Meer ongewone afstanden op grote wedstrijden,meer sfeer tijdens wedstrijden door middel van muziek of andere media?
“Er komt natuurlijk relatief weinig aandacht voor de atletiek in de media, het meeste geld stroomt voorlopig nog altijd naar het voetbal en het wielrennen. Misschien brengt de verdere commercialisering van de grote wedstrijden hier een verbetering in. Of dit hiervoor kan zorgen, dat zal de toekomst moeten uitwijzen. Spektakelnummers kunnen alleen maar bijdragen aan de populariteit: ik denk daarbij aan wheelers, maar ook andere nummers kunnen hier toe kunnen bijdragen mits deze in een nieuw jasje gestoken worden. Een horden-aflossing zie ik wel eens zitten.”
9) Wat staat er de komende weken op het programma? Even relatieve rust om daarna richting indoor toe te werken of pak je het anders aan?
“Nu hebben we een rustperiode, daarna gaan we weer beginnen opbouwen naar de winter. Waar ik al eventjes zal kijken hoe de vorm zit en het wedstrijdritme zal onderhouden om dan outdoor een poging te doen voor die EK-limiet. Het indoorseizoen is sowieso ondergeschikt komend seizoen.”
10) Als je het kan opnemen tegen elke atleet uit de geschiedenis, tegen wie zou je dan het liefst uitkomen?
“Het liefst zou ik eens tegen Derek Redmond, een Britse 400m-loper, lopen. Hij was op de Olympische Spelen van 1992 in Barcelona de grote favoriet, maar na 250m scheurde hij zijn hamstring. Hij bleef toen enkele seconden neerliggen, maar stond toch op en huppelde de rest van de wedstrijd uit. Hij heeft me geleerd dat je niet mag opgeven wanneer je het moeilijk krijgt!”