In ’10 vragen aan 10 beloftevolle tieners’ gaan wij op zoek naar 10 beloftevolle Belgische scholieren om 10 (interessante) vragen aan te stellen. Na Lotte Scheldeman, Hanne Maudens, Chloë Beaucarne, Vincent Ducène, Ilke Lagrou, Tobias Capiau en Ilya Defrère is het nu de beurt aan Alexander Doom. De 17-jarige sprinter van AV Roeselare won in 2013 het EYOF-kampioenschap (het officieuze Europese kampioenschap voor eerstejaars scholieren) op de 400m. Daarnaast heeft hij het Belgisch record op de 400m bij de cadetten en op de 300m indoor bij de scholieren op zijn naam staan. Een palmares waarmee je op jonge leeftijd al eens kan uitpakken en daarom gingen we op zoek naar zijn verhaal.
1) Op welke manier ben je met atletiek in contact gekomen?
“Ik ben begonnen met atletiek als 6-7 jarige dankzij mijn papa. Vroeger liep hij vaak marathons waardoor ik mee naar de club ging. Zo ben ik erin gerold.”
2) Hoe combineer je atletiek met school? Als je de kans krijgt overweeg je dan een topsportschoolopleiding te volgen of een topsportstatuut te verkrijgen?
“Momenteel ben ik laatstejaars aan de VMS in Roeselare. Ik volg de richting Economie-Moderne Talen. Daarnaast ga ik 3x per week naar de training. De mogelijkheid is er om misschien een topsportstatuut te verkrijgen, maar hierover zullen we wel nog eens thuis over spreken.”
3) Je hebt je grootste successen behaald op de 400m, maar je loopt ook 100m, 200m én je maakte zelf een uitstapje in het veld afgelopen winter. Gaat je voorkeur uit naar één van deze disciplines?
“Ik loop nog graag alle sprintnummers of eens een 800m. Altijd een 400m zou gewoon veel te zwaar zijn en er zou geen fun meer aan zijn. De andere nummers staan wel in teken van de 400m. Zo heb je de snelheid van de 100m en 200m, maar ook de uithouding van een 800m of de sprintcross.”
4) Je slaagde er niet in om de limiet voor het EYOT-kampioenschap in Baku te halen. Wat vind je van de limieten voor kampioenschappen in België, zijn ze te scherp? Denk je dat dit vooral om financiële redenen draait of wil de federatie zorgen zoals andere landen voor kleine kwalitatieve delegaties zoals Frankrijk het met succes deed op het WK indoor?
“Ik denk dat België vooral een kleine sterke delegatie wil sturen, maar toch vind ik de limieten te sterk. Ik denk dat het misschien beter is om te vergelijken met de andere Europese landen. Door de sterke limieten houd je de jeugd weg om zo ervaring op te doen.”
5) Je won het EYOF-kampioenschap in Utrecht, je eerste internationale ervaring nota bene, met een zeer sterke 47.93. Hoe beleefde je dat kampioenschap? Aangezien het je eerste grote kampioenschap was en toch met de overwinning naar huis kon terugkeren.
“Mijn doel was om een finaleplaats te halen, alhoewel ik nog tegen geen enkele van mijn concurrenten had gelopen. Het was echt een onbeschrijfelijk gevoel! De hele week was er een top sfeer in de groep, wat het kampioenschap des te aangenamer maakte. Het gevoel dat je als winnaar over de meet komt is fenomenaal, zeker als je familie en vrienden erbij zijn!”
6) Je werd als Belgische afgevaardigde voor de Piotr Nurowski Prize Award gekozen, dat was waarschijnlijk een hele eer?
“Ja, het is fijn als ze je zien als beste jeugdsporter van het jaar 2013. Maar verder heb ik eigenlijk nooit iets van vernomen van mijn nominatie.”
7) Indoor verbeterde je het Belgisch record voor scholieren op de 300m. Hoopte je dan stiekem op een BR dit zomerseizoen, of leek dat onhaalbaar?
“Nee, absoluut niet. Het Belgisch record lag bij de scholieren zéér scherp op de 300m en 400m. Mijn grootste doel was het EYOT-kampioenschap halen. Aangezien dit niet lukte concentreerde ik me gewoon op de Vlaamse en Belgische kampioenschappen.”
8) Je haalde de provinciale en Vlaamse titel op de 200m én ook de Belgische titel op de 400m. Op de Youth MVD won je met 48.56, je beste seizoenstijd, een 400m van een uitzonderlijk niveau ( met zen vijven bleven de scholieren onder de 50 seconden). Deed dat extra deugd om op die manier te winnen?
“Het was een zeer fijne afsluiter van mijn zomerseizoen. Eigenlijk had ik zo’n tijd niet echt verwacht, want ik ben veel op reis geweest deze zomer. Waardoor ik toch wel wat trainingsachterstand had. Het doel was toch om te winnen maar mijn coach, mijn papa, zei dat ik wel terug dicht bij een 48.50 zou lopen.”
9) Wat staat er de komende weken op het programma aangezien het zomerseizoen er voor de lopers opzit? Enkele weken relatieve rust om daarna toe te werken naar het indoorseizoen, of duik je nog eens het veld in voor een sprintcross? Of doe je nog iets totaal anders?
“Nu staat er een rustperiode op het programma en daarna train ik terug voor het kortere werk met het oog op het indoorseizoen. Daarnaast zal ik ook deelnemen aan de CrossCup relays in Gent. Waarschijnlijk trek ik de cross-spikes later in het seizoen wel nog eens aan om een sprintcross mee te pikken als een stevige training.”
10) Als je het kan opnemen tegen elke atleet uit de geschiedenis, tegen wie zou je dan het liefst uitkomen?
“Jeremy Wariner, ook een 400m-loper. Hij was een fenomenale loper die al op jonge leeftijd tot de wereldtop behoorde. Hij kon altijd rustig blijven onder druk en was een echt trainingsbeest. Hij is een topvoorbeeld voor hoe een atleet zou moeten zijn.”