Broers Kevin en Dylan Borlée en Alexander Doom geraakten in Eugene niet door de halve finales van de 400 meter. Ze waren wel verdienstelijk twaalfde, veertiende en negentiende. Na afloop overheerste overwegend tevredenheid, al was er hier en toch ook een zelfkritische noot.
“Ik ben een wedstrijdbeest en hoop altijd op meer”, zei Dylan Borlée na afloop. “Mijn doel was om mijn persoonlijk record te verbeteren, maar ik loop de tweede tijd uit mijn carrière, ook niet slecht. Als je mij aan het begin van het seizoen had gezegd dat ik hier in de halve finales zou staan, na de lastige periode die ik kende na Tokio, had ik met beide handen tegelijk getekend. Onderweg had ik wel een klein pijntje, waardoor ik heel even aan het twijfelen sloeg.”
Ook Alexander Doom was grotendeels tevreden. “Er was mij gevraagd om nog iets harder te starten, maar misschien ben ik iets té snel van stapel gelopen”, analyseerde Doom zijn wedstrijd. “Dat de Jamaicaan in baan acht al na twintig meter stopte, was vervelend, want zo liep ik opnieuw blind. En toch ben ik supertevreden dat ik op mijn eerste WK in de halve finales sta. Dat we met drie Belgen top 20 lopen, geeft enorm veel vertrouwen voor de 4×400 meter. Amerika is buiten categorie, maar daarachter ligt alles open en is er heel veel mogelijk.”
Kevin Borlée, de beste van de drie Belgen, was nog de minst tevreden van ze allemaal. “Slecht is dit niet, maar ik zat niet supergoed in de race”, zei hij. “Ik voel dat ik goed in vorm ben, maar heb niet de perfecte race afgewerkt. Dat ik twaalfde ben, interesseert mij niet. Finale halen of geen finale halen, dat is het enige wat ertoe doet. Het is wel duidelijk dat we over een sterke ploeg beschikken voor de 4×400 meter, al mis ik mijn broer Jonathan. Dat we zowel in de reeksen als de finale met hetzelfde viertal zullen moeten lopen, lijkt me geen probleem. Daar trainen we voor.”