Een jaar geleden stuurde de VAL Max De Vylder de laan uit als topsportcoördinator. Na vier maanden zonder stuurman in het schip nam Rutger Smith over op 22 oktober. De Nederlander maakt nu een eerste balans op. In een groot onderhoud heeft hij het over doping, de lat hoger leggen, zijn eigen carrière als topsporter en het coronavirus.
Smith, 38 intussen, was als kogel- en discuswerper niet de minste. Outdoor won hij drie EK- en drie WK-medailles, ook in zaal en in de jeugdreeksen heeft hij een rijkgevuld palmares. De Nederlander ontvangt ons in zijn bureau aan de Brusselse Marathonlaan, aan zijn imposante verschijning te zien zou je denken dat hij nog altijd actief is als atleet.
Heb je lang nagedacht om te solliciteren als topsportcoördinator?
“Nee, ik ambieerde het al langer. Een jaar eerder had ik een opleiding afgerond, gericht op een beleidsfunctie bij een sportfederatie. Tijdens die opleiding kwam ik erachter dat zo’n functie echt iets voor mij is. Je bent nog steeds nauw betrokken bij de mensen in het veld, maar je houdt ook een beetje afstand. Dat vind ik leuk.”
Was je in de laatste jaren van je carrière als topsporter al bezig met het voorbereiden van je tweede carrière?
“Eigenlijk wel. Ik heb het EK in Amsterdam in 2016 nog gedaan en daar de finale gehaald in het discuswerpen, maar net de Spelen gemist. Toen kwam ik in een periode waarin de vraag ‘wat nu?’ zich stelde. Ik was 35 en wilde nog door, maar viel zonder steun en moest er dus iets naast doen. Ik woonde in Amerika en ben daar aan het coachen gegaan, tot ik las over die opleiding. Dat was echt iets voor mij, want ik vind beleid voeren nog leuker dan coachen.”
Dat is opvallend. Je hoort veel coaches zeggen dat ze liever op het veld staan dan aan de vergadertafel of computer te zitten.
“Ik heb genoeg afwisseling. Ik spreek met atleten en coaches en ga naar trainingen en wedstrijden, dus ik zit niet heler dagen achter mijn computer. Normaal zaten we nu in de laatste rechte lijn naar de Spelen en was ik heel druk bezig geweest met atleten en coaches. In normale omstandigheden ben ik in de winter meer aan het voorbereiden aan de computer en sta ik in de zomer veel meer in het veld.”
Hoe ben je eigenlijk bij de VAL beland? Als ik het goed heb, heeft Max De Vylder jou benaderd.
“Klopt. Ik zat in de laatste maanden van mijn opleiding toen ik zijn telefoontje kreeg, de timing was perfect. Ik had de ambitie om nog voor het EK te gaan in 2018, maar ik wierp niet meer de afstanden die ik wilde werpen. De vraag van Max was precies wat ik wilde: ik kon nog in het veld staan als coach, en mocht tegelijk als kwaliteitsmanager werpen mee aanschuiven bij de technische directie.”
En toen was het verhaal van De Vylder afgelopen en kwam jij in zijn plaats.
“Zulke functies liggen niet voor het grijpen. Na mijn studie heb ik mezelf vijf jaar gegeven om ergens technisch directeur te worden, maar het kwam sneller dan verwacht. Dit is wat ik wil, dacht ik toen de vacature kwam bij de VAL, en ik heb gesolliciteerd.”
Jezelf hoge doelen stellen, is dat nog altijd de topsporter in Rutger Smith?
“Het was ambitieus, maar dat moet. Je stelt doelen en hangt er een tijdslijn aan vast, dat heb ik inderdaad meegenomen uit mijn periode als sporter.”
En wat is de volgende stap? Seb Coe opvolgen?
“Nee, organisaties als World Athletics en IOC spreken mij niet aan. Ik kijk heel erg kritisch naar die organisaties, al waait er met Coe wel een frissere wind. Met het IOC ben ik het nog minder eens, zeker met hun antidopingbeleid. Ze zijn veel te slap. In zo’n internationale functie koppel je jezelf ook helemaal los van de atleten. Dat wil ik niet. Maar vraag het mij binnen vijftien jaar nog eens.”
Wat vind je als ervaringsdeskundige van het huidige internationale antidopingbeleid?
“Ik heb inderdaad een geschiedenis, want drie van mijn internationale medailles heb ik via de post gekregen. Het beleid is te laks. Er moeten keiharde beslissingen worden gemaakt: landen die niet aan bepaalde eisen kunnen voldoen, mogen van mij uitgesloten worden.”
Voelde je al dat je het beter zou kunnen toen je nog onder De Vylder werkte?
“Pas toen de vacature kwam, ben ik daarover gaan nadenken, maar tijdens mijn sollicitatiegesprek heb ik wel aangegeven dat er dingen moeten veranderen. Mensen leggen bepaalde accenten, dat heeft niets te maken met Max te willen afkraken.”
Kan je een voorbeeld geven van iets dat je wil veranderen?
“De procedure naar de Spelen was al lang in gang gezet toen ik in dienst kwam. Daar heb ik niks aan veranderd. Mijn taak was om het beleidsplan te schrijven richting 2024 en 2028, en er zullen zeker dingen veranderen. Ik kan nog niet in detail treden, maar er volgt communicatie na de zomer.”
Gaan de Topsportscholen sneuvelen?
“Daar hebben we uitvoerig over gediscussieerd, maar ik kan er nu niet dieper op ingaan.”
Je bent nog altijd kwaliteitsmanager werpen. Toen ik dat vernam, dacht ik toch even: heeft een topsportcoördinator nog niet genoeg werk?
“Dat snap ik, maar het lukt wel. Gelukkig heb ik veel hulp van Jacqueline Goormachtigh (federaal trainer werpen, nvdr.). Ik wilde de functie nog niet neerleggen, omdat ze jarenlang op zoek zijn geweest naar een kwaliteitsmanager. Ik weet wat er speelt en kan als topsportcoördinator goed het overzicht bewaken.”
Ik denk dat er nog altijd veel werk is aan het Vlaamse werpen, toch?
“Zeker. Het niveau kan een stuk hoger. Het speerwerpen bij de mannen zit goed met Cedric Sorgeloos en Timothy Herman. Ik zie ze nog dit jaar boven de 83 meter werpen. Ook Vanessa Sterckendries is heel sterk op dreef, ik hoop op 70 meter. Philip Milanov blijft een klasse apart, maar daarnaast is er niet heel veel. Het BR kogelstoten bij de mannen is 19m34, dat valt gewoon tegen. Ik heb gesproken met de kogelstoters, maar dan wordt er al snel gezegd: ik ben niet zo groot, ik denk niet dat ik 20 meter kan stoten. Dan antwoord ik: nu blokkeer je jezelf, ik kan uit het hoofd vijf wereldtoppers opnoemen die kleiner zijn dan jij.”
Wat is er nodig om beter te worden?
“Ik hoop op een cultuuromslag. We moeten ophouden met te zeggen dat 18 meter in het kogelstoten al mooi is. Met alle respect, maar eigenlijk stelt tegenwoordig zelfs 20 meter niet meer zo veel voor.”
Valt dat op als Nederlander, die Belgische bescheidenheid?
“Absoluut. Daar hebben we het met de technische directie al vaak over gehad. Je mag gerust groot domen, daar is niets mis mee. Iemand die zegt dat hij olympisch kampioen wil worden, dat vind ik prima. We moeten uit de Belgische bubbel stappen. Belgisch kampioen worden moet geen doel zijn, wel bij de besten van Europa en daarna van de wereld horen.”
Laatste vraag over het werpen: kampen we hier met een gebrek aan kennis?
“Dat denk ik niet, maar we moeten beter samenwerken. Nu zijn er eilandjes. Als ik iets moet verklappen over het nieuwe beleidsplan, dan is het wel dit: de samenwerking tussen coaches moet beter. Kom van dat eiland af, België is al zo klein en Vlaanderen al helemaal.”
Over samenwerking gesproken. Ben je voorstander van het Nederlandse Papendal-model?
“Dan moet er een ideale locatie zijn om te trainen, eten en slapen. Dat hebben we niet, en dus is het niet realistisch in België. Wat ik wel wil zien, is dat mensen samenkomen, al is het maar één keer per week. Ik zou graag alle toppers zien overleggen, de coaches en de atleten. Samenwerking zorgt voor een bredere basis en een algemeen hoger niveau.”
Een samenwerking België-Nederland, is dat een optie? Het zijn twee relatief kleine atletieknaties.
“Ik spreek mijn Nederlandse collega regelmatig. In juli gaan er al wat van onze atleten op stage naar Papendal. En waarom niet meer samenwerken? We hebben het nog niet besproken, maar misschien is een gezamenlijke stage met alle elite-atleten wel mogelijk.”
Je bent behoorlijk rechtuit. Apprecieert iedereen dat in België, waar we liever rond de pot draaien?
“Tot dusver wel. Iedereen zegt me wel dat ik op dat vlak een echte Nederlander ben. Als ik een mening heb ik die kan onderbouwen, ben ik niet bang om te zeggen waar het op staat. Als atleten of coaches mij vragen of ze iets kunnen krijgen, zeg ik heel simpel ja of nee.”
Wat betekent een jaar zonder grote afspraken voor een topsportcoördinator?
“Het heeft ons de tijd gegeven om intensief met het nieuwe beleidsplan bezig te zijn. In grote lijnen staat het al op papier, en nu willen we ook de communicatie goed aanpakken. Het moet zichtbaar zijn welke kant we op willen, voor atleten, trainers én de buitenwereld.”
Transparantie en communicatie, draag je die hoog in het vaandel? Ik hoor van atleten dat je goed communiceert en stel ook vast dat het geen enkel probleem vormt om je hier een uur te mogen interviewen.
“Ik heb gehoord dat de communicatie in het verleden een grote frustratie was van velen, net als de transparantie over de budgetten. Atleten wisten niet hoeveel ze te besteden hadden. Ik heb dat heel duidelijk aan iedereen meegedeeld. Ik wil zo helder en zo transparant mogelijk zijn, dat is onderdeel van goed beleid. Al vergeet ik ook wel eens te antwoorden op een e-mail.”
Heb je ondertussen je weg al gevonden in het Belgische web aan sportbonden?
“Ik had er al zicht op als kwaliteitsmanager werpen, maar nu ik er middenin sta besef ik pas: dit is ongelofelijk, een spinnenweb inderdaad. Alle budgetten zijn in twee gesplitst in dit land, waardoor de mogelijkheden kleiner zijn. Dat is bizar te noemen. Het is een wirwar aan geldstromen, ook tussen het BOIC en Sport Vlaanderen.”
In de aflossingsprojecten kan je niet anders dan samenwerken tussen Nederlandstaligen en Franstaligen. De 4x400m doet het uitstekend, zie je ook potentieel in de 4x100m?
“Zeer zeker. Daar gaat binnenkort iets mee gebeuren, meer nieuws volgt.”