Kunnen aflossingsprojecten op de 4x100m bij zowel de mannen als vrouwen de Belgische sprintnummers een boost geven? Dat is de vraag die we gerust mogen stellen, zeker nadat de Belgian Cheetahs sinds de lancering van hun project in maart 2018 keer op keer weten te verbazen. Het afgelopen Vlaams kampioenschap in zaal toonde dat de vrouwen op de korte sprintnummers over de nodige snelheid beschikken. De beloften mannen toonden op hun beurt dan weer op het EK in Gävle dat ze kunnen wedijveren met de toplanden als er een stok moet worden doorgegeven.
De 400m en lage horden bij de Belgische vrouwen hebben dankzij de Belgian Cheetahs, het aflossingsproject dat in maart 2018 het levenslicht zag, een heuse metamorfose ondergaan. Net zoals dat het geval was (en nog altijd is) voor het niveau op de 400m bij de mannen dankzij de Belgian Tornados. De vraag rijst natuurlijk of dergelijke projecten op de 4x100m gelijkaardige tendensen kunnen veroorzaken. Bij de vrouwen is er uiteraard de zware erfenis van het kwartet, met Kim Gevaert, Olivia Borlée, Hanna Mariën en Elodie Ouedraogo, dat na de Spelen van 2008 uiteindelijk via de groene tafel olympisch goud op zak zou steken. Borlée en Ouedraogo vereeuwigden de chrono van Peking met hun trendy sportmerk 4254.
Die erfenis hoeft geen rem op een nieuw project te betekenen, aangezien er voorlopig concretere plannen zijn voor een vrouwelijk kwartet op de 4x100m in vergelijking met een eventueel mannenteam. Dat vertelde Manon Depuydt namelijk na afloop van de zinderende 60m-finale op het Vlaams kampioenschap AC van afgelopen zondag. Depuydt werd daarin tweede na een verbazende Rani Rosius, die met 7″31 de derde performer aller tijden is en slechts één honderdste boven de (op dat moment nog) WK-limiet bleef. De opstart van het vrouwenteam is dus gegeven. Zo werd er al getraind tijdens een turbostage van de Vlaamse Atletiekliga, maar is er ook duidelijke interesse langs de kant van de LBFA, meer bepaalde bij topsportcoördinator Jonathan Nsenga. Een eerste tussendoel lijkt het halen van het EK in Parijs, vervolgens kan er gekeken worden naar een meerjarenplan, met eventuele steun van het BOIC.
Dat EK in Parijs kan een mooi doel zijn ter lancering van teams op de afstand waarin ons land sinds het gouden kwartet van 2008 geen grote succesverhalen heeft gekend. Althans bij de senioren, want de Belgische beloften kaapten vorig jaar nog het brons weg op het EK in Gävle. Kobe Vleminckx, die één dag eerder al zilver had gewonnen op de 200m, maakte deel uit van dat team waarbij trainers Francois Gourmet en Lieve Van Mechelen over de taalgrenzen heen gingen samenwerken. Een gelijkaardige samenwerking zal nodig zijn om beide verhalen tot een goed einde te brengen. In een ideale wereld kunnen de twee projecten parallel lopen in de jacht op een EK-ticket. Daarvoor moet logischerwijs actie ondernomen worden, want het merendeel van de atleten zal niet staan te trappelen om in april of mei voor de leeuwen gegooid te worden. Het uitblijven van het WK in zaal door het coronavirus biedt perspectieven, aangezien het einde van het indoorseizoen daardoor in het water valt. De weken na het BK indoor op 16 februari kunnen dus erg welkom zijn.
Uiteraard is het van belang dat grote namen zich durven engageren. De vraag rijst natuurlijk of pakweg Robin Vanderbemden en Imke Vervaet hun quasi zekere plaatsjes bij de teams op de 4x400m durven combineren met de 4x100m. Parijs lijkt daar hét kampioenschap bij uitstek voor, aangezien Tokio primeert voor zowel de Tornados als de Cheetahs. De lat mag echter niet te hoog liggen. Talenten à la Kim Gevaert of Patrick Stevens passeren niet elke tien jaar, maar het kwartet van Peking in 2008 bewees absoluut dat het mogelijk is om elkaar te gaan overstijgen als er een collectief doel voor ogen wordt gehouden. Toch kan het de Belgische sprintwereld ten goede komen om aflossingsprojecten te lanceren. Deels als manier om volgende atletiekgeneraties aan te spreken, maar ook hopend op een variant van het ‘Cheetah’-effect, oftewel de hoogconjunctuur op de baanronde (al dan niet met hindernissen). Door het vuur gaan voor elkaar, levert vaak vuurwerk op.