“Taboes zijn er om te doorbreken.” Met die woorden sloot Louise Carton haar blogpost af. Er wordt weinig of niet gesproken over eetstoornissen in de sport, of in atletiek in het bijzonder. Nochtans toont onderzoek aan dat een eetstoornis in onze sport tot bij wel 25% van de atleten voorkomt. Vooral afstandslopers en atleten die springnummers beoefenen zijn hier gevoelig voor, gezien de voordelen die zij kunnen hebben bij een lager gewicht. Tijd dus om komaf te maken met dit taboe. Eetstoornis, wat is het? Wat zijn mogelijke gevolgen? En wat moet anders?
Eetstoornis en de mogelijke gevolgen
Sommige atleten gaan bewust minder eten om toch maar te proberen dat ene kilootje te verliezen. Een te sterke focus op het lichaamsgewicht, de voeding of een slank lichaam kan daardoor al snel overgaan in een eetstoornis waarbij de schrik om in gewicht toe te nemen bijzonder groot is. Ook Louise Carton bewandelde deze weg. Wanneer het lichaam voor een lange tijd niet wordt voorzien van voldoende energie/voeding, ontstaat er een energietekort en kan het lichaam niet meer optimaal presteren. Dit resulteert in het begin vaak in een daling in gewicht.
Wanneer een atleet voor een lange tijd te weinig energie beschikbaar heeft, gaat het lichaam als het ware in ‘survivalmodus’ om verdere gewichtsafname te voorkomen. Dit heeft tot gevolg dat een atleet geen extreem laag vetpercentage of gewicht hoeft te hebben om de negatieve gevolgen te ondervinden. Dit fenomeen wordt ook wel RED-s genoemd, of simpelweg relatief energietekort in de sport. Echter, het is niet altijd zo dat je eerst een eetstoornis moet ontwikkelen om de gevolgen van RED-s te ondervinden. Er zijn ook atleten die een gezond en evenwichtig eetpatroon aanhouden, maar zich gewoonweg niet bewust zijn van het feit dat ze onvoldoende eten. In de sprintnummers neemt gemiddeld 31% van de atleten te weinig energie in, terwijl dit bij (sub)elite afstandslopers oploopt tot 58%. Bewust of onbewust te weinig energie innemen, de mogelijke gevolgen zijn helaas identiek.
De term RED-s werd nog niet zo lang geleden het leven ingeroepen. Vroeger werd er eerder gesproken over ‘Female Athlete Triad’, tot enkele onderzoekers constateerden dat het meer inhoudt dan drie pijlers én dat het ook kan voorkomen bij mannen. De Triad wordt daardoor nu eerder gezien als een onderdeel van RED-s, hetgeen veel uitgebreider is. Het komt dus bij beide geslachten voor, maar de prevalentie ligt wel opvallend hoger bij vrouwen en in sporten waar een laag lichaamsgewicht gewenst is, zoals hoogspringen en afstandslopen.
Wat doet het?
Een lage energiebeschikbaarheid kan bij mannen leiden tot verlaagde testosteronlevels. Bij vrouwen is de afwezigheid of onregelmatigheid van de menstruatie een belangrijk symptoom. Ongeveer 60% van alle afstandsloopsters heeft een onregelmatige menstruatiecyclus of menstrueert gewoonweg niet meer. Gemakkelijk zou je denken, maar de bijkomende mindere gezondheid van de botten, het hoger risico voor stressfracturen en de cardiovasculaire gevolgen zijn er onlosmakelijk mee verbonden. Een mindere botgezondheid is ook een gevolg van een lagere testosteronhoeveelheid. Wees maar zeker dat blessures om de hoek loeren indien je botgezondheid verzwakt is. Daarnaast is een inadequate energie-inname ook nefast voor je immuunsysteem, het herstel na een training, het opbouwen van spiermassa, je concentratie. Het kan ook maagdarmproblemen veroorzaken en je ijzergehalte doen dalen.
Hoe kan je het ontstaan van eetstoornissen verhinderen? Eén juiste en kant-en-klare oplossing bestaat niet. Iedereen is anders en gaat anders om met dergelijke situaties. Eén ding staat wel buiten kijf: eetstoornissen binnen de sport moet bespreekbaar worden om . Daarom spraken wij met de Nederlandse Saraï Pannekoek, een diëtiste gespecialiseerd in de eetproblematiek in de (top)sport.
Saraï over haar ervaringen en werkwijze
“Het is heel makkelijk om tegen een atleet te zeggen dat hij of zij best nog één of twee kilootjes afvalt om helemaal klaar te zijn voor die ene belangrijke wedstrijd. Sommige atleten kunnen dit echter al snel opnemen als ‘ik ben te dik en moet afvallen’. Daardoor is het heel erg belangrijk om te letten op de manier hoe je dit communiceert. Anderzijds moet er ook aandacht besteed worden aan hoe je gaat monitoren dat die atleet ook effectief maar twee kilo afvalt. Ikzelf stem de energiebehoefte af op de gewenste doelstelling en bespreek met de atleet hoe scherp ze kunnen staan vlak voor een belangrijk piekmoment en maak duidelijk dat er daarna weer een periode van herstel komt. Atleten moeten weten dat het na een piekprestatie of wedstrijdperiode echt oké is om minder scherp te staan. Dat is juist de flow van (top)sport.”
Natuurlijk staat niet elke atleet te springen om dat gewicht op de weegschaal te zien stijgen. “Als ze dat lastig vinden, dan probeer ik daar elementen als het zelfbeeld en de gezondheid bij te betrekken”, vulde Saraï aan. “Er wordt individueel bepaald wat elke atleet nodig heeft om in vorm te zijn aan de hand van zijn of haar type lichaam. Een atleet moet daar ook zeker inzicht in krijgen en het moet duidelijk zijn welk lichaamsgewicht of welke lichaamssamenstelling voor hen scherp is. De atleet moet de boodschap meekrijgen dat als ze hieronder gaan, hun immuunsysteem onder vuur ligt en ze er niet beter door van gaan presteren. Niet iedere persoon is dezelfde en moet onder dat bepaalde gewicht zitten om scherp te staan”, vertelde Saraï verder over haar manier van werken.
Atleten moeten weten dat het na een piekprestatie of wedstrijdperiode echt oké is om minder scherp te staan. Dat is juist de flow van (top)sport.
Wanneer een atleet toch een eetstoornis ontwikkelt, dan vervult niet alleen de diëtiste, maar het hele medische team, waaronder ook een psycholoog en arts behoort, een belangrijke rol. “In Nederland wordt bijvoorbeeld in elk topsportteam aan multidisciplinair overleg gedaan tussen de verschillende paramedici. Dit is in mijn ogen heel waardevol. Als diëtist maak je deze problematiek en signalering hiervan bespreekbaar binnen het begeleidingsteam. Een belangrijke voorwaarde daarvoor is dat de diëtiste een goede vertrouwensband opbouwt met de sporter. De atleet moet zich veilig voelen om alles te kunnen vertellen. Zo wordt er bijvoorbeeld onderling besproken wat er allemaal met de trainer wordt meegedeeld.”
“Als diëtiste, of als betrokken persoon in het algemeen, moet je op kleine dingen letten zoals heel zwart-wit denken bijvoorbeeld wanneer ze spreken over goede en slechte voeding. Ook de reactie die volgt op het bijkomen of afvallen is vaak veelzeggend. Door zo’n dingen op te pikken en daarop door te vragen, voelt een atleet zich gehoord. Hij of zij merkt dat iemand zich zorgen maakt en voelt dat er interesse wordt getoond. Het bespreekbaar maken kan vaak al voldoende zijn om de schaamte te doorbreken zodat er kan overgegaan worden op een plan om de sporter weer zo snel mogelijk gezond aan de start te krijgen. Het is belangrijk je oren en ogen open te houden en signalen op te vangen“, waarmee Saraï nogmaals de nadruk legt op het bespreekbaar maken van de problematiek.
Ook coaches en betrokkenen vervullen een belangrijke rol aangezien zij vaak het dichtst bij de atleet staan. “Coaches moeten beseffen dat zij iets heel belangrijks in handen hebben. Zij moeten zich heel bewust worden van wat ze met een atleet communiceren en hoe ze dit doen. Dit geldt trouwens voor alle betrokkenen. Iedereen moet zich bewust zijn van kleine stomme zinnetjes als ‘Oei, die is wel wat molliger geworden’, die minder onschuldig zijn dan ze lijken. Je mag het denken, maar niet uitspreken. Er zit altijd wel iemand bij die het verkeerd oppakt”, licht de experte verder toe.
Coaches moeten beseffen dat zij iets heel belangrijks in handen hebben.
Carton pleitte inmiddels voor het afschaffen van vetmetingen bij jongeren. Toch is niet iedereen het hiermee eens. “Ik ben zeker geen voorstander van het afschaffen van huidplooimetingen onder de 18 jaar. Wel moet er duidelijk afgesproken worden hoe de resultaten gecommuniceerd worden en welke resultaten worden meegedeeld. In sommige sporten, zoals het turnen, is het superbelangrijk om dit al voor de leeftijd van 18 te doen omdat er al gepiekt wordt voor ze deze leeftijd bereiken. Wat wel belangrijk is, is dat we de term ‘vetmeting’ vervangen. Ik spreek bijvoorbeeld altijd van huidplooimeting. Vroeger hadden we het altijd over vetpercentage, maar dat laten we beter achterwege”, besloot Saraï.
Ook OEH-atleet Joris Keppens, die door het maken van zijn thesis eveneens goed op de hoogte is van dit onderwerp, deelt over het algemeen de mening van Saraï. Hij wil samen met Sport Vlaanderen stevig inzetten op de preventie van RED-s, aangezien heel veel atleten, ook zij die geen eetstoornis hebben, met de gevolgen te maken krijgen. “De kennis rond deze problematiek is zeker voorhanden, maar helaas is er tot op de dag van vandaag heel weinig mee gedaan in België. In Groot-Brittannië zijn ze daar al zeker vier jaar mee bezig, dus het is aan ons om hun voorbeeld te volgen. We moeten de kennis laten doorvloeien naar alle sleutelfiguren zodat er preventief gehandeld kan worden. Het is goed dat de Vlaamse Atletiekliga het nu onder de aandacht brengt door een infosessie met Louise en haar trainer te organiseren, maar daar mag het niet stoppen”, vertelde Keppens.