De ene is 27 en heeft een persoonlijk record van 2u15:19, de andere is 34 en heeft 2u16:29 als besttijd. Wat Thomas De Bock en Dennis Laerte delen is dat ze zich ontpopt hebben tot sterke marathonlopers in combinatie met een voltijdse job, zondag aan de start staan in Londen en trainen onder Tim Moriau. Een gesprek over de marathon en alles wat daar bij komt kijken.
Waarom kiezen jullie voor Londen?
Dennis Laerte: “Twee jaar geleden probeerde ik al eens binnen te geraken, maar toen kwam heel snel het antwoord dat ze geen interesse hadden in mijn profiel. Dit jaar kregen Thomas en ik na nog geen halfuur antwoord dat we welkom waren. Wij bieden ons als duo aan bij organisaties. Voor mij was de keuze snel gemaakt. Als relatief kleine atleet in zo’n professioneel veld mogen starten, daar zeg je geen neen tegen. Meer nog: daar doe je het voor. Er zijn ook twee nadelen: het is niet het snelste parcours en ik ben de zwakste van het eliteveld. Het zou kunnen dat ik er heel snel af lig. Daar moet ik me mentaal op voorbereiden.”
Krijg je nog iets mee van de stad tijdens een marathon?
Thomas De Bock: “In de eerste helft wel, dan kan je ook nog wat genieten. Maar als de benen zwaarder worden, kruip je in een tunnel en probeer je energie te sparen. Dit jaar ga ik probeer niet te veel te genieten en vooral te focussen. De stad zal voor achteraf zijn.”
Laerte: “De grote trekpleisters zie je wel, zoals de Brandenburger Tor in Berlijn. Ik verwacht zondag London Eye en de Tower Bridge te zien. Nadien blijf ik nog een dag of twee om toch iets van de stad te zien.”
Hoe is de voorbereiding geweest?
Laerte: “Ik heb letterlijk elke training kunnen afwerken, al is het nog even hout vasthouden. Tim liet mij nooit 40 kilometer lopen, maar wel drie of vier dagen na mekaar een hoog volume draaien en de andere weekdagen minder. Zo kom ik net als vroeger aan topweken van 150 kilometer.”
De Bock: “Bij mij was het zeker mijn beste marathonvoorbereiding. Afgelopen winter bestond uit hele rustige basistrainingen, en pas sinds midden februari zijn we aan de marathontraining begonnen. Die is uitstekend verlopen, maar samen met mijn werk is het wel pittig. Er schiet geen enkele tijd over om iets anders te doen.”
Valt het zwaar, mede door de combinatie met werk?
De Bock: “Op training kom je jezelf wel eens tegen. Het is een eenzame bezigheid, duurlopen doen van meer dan 25 kilometer in je eentje. Dat er in de marathon maar twee wedstrijden per jaar tellen, geeft een heel speciaal gevoel. Er kan en mag niets misgaan. Ik ben wel dankbaar dat de UGent zo veel begrip toont voor mijn marathonplannen. Ik mag onder de middag trainen en zelfs een taak uitstellen tot na de marathon.”
Dennis, jij maakte gebruik van hoogte in de Bakala Academy. Thomas niet, waarom?
De Bock: “Tim heeft dat overlegd met zowel Jan Olbrecht als Peter Hespel. Het komt erop neer dat ik extreem vermoeid geraak op hoogte, overtraind wordt eigenlijk. Jammer, maar het is niet anders.”
Laerte: “Het zou ideaal zijn om zes weken op hoogtestage te gaan met Thomas, maar helaas reageert zijn lichaam er slecht op. Het was de eerste keer dat ik zo lang op hoogte verbleef, twee keer drie weken met twee weken pauze. Drie weken voor de marathon ben ik uit Bakala Academy gekomen. De keuze om niet op stage te gaan was van praktische aard: vanuit Bakala kan ik nog altijd de kinderen van school gaan halen. Het liep wel moeilijker dan verwacht omdat ik maar acht à tien uur per dag van hoogte mocht komen. Soms ging ik thuis mijn vrouw een kus geven en vertrok ik weer. Ik had ook verwacht de kinderen meer te zien, dus in het begin had ik het moeilijk. Het gaf mij wel rust, onder meer omdat ik niet om 6u30 gewekt werd door de kindjes.”
Wanneer in de voorbereiding hebben jullie de meeste kilometers afgehaspeld?
Laerte: “De laatste drie weken op hoogte. Tim vindt dat een week van 200 kilometer te weinig voordelen oplevert voor de blessurerisico’s die je ermee neemt, maar ik deed wel drie weken na elkaar 150 kilometer.”
De Bock: “Bij mij was dat gelijkaardig met een topweek tussen de 145 en 150 kilometer. Daarna volgde met de halve marathon van Berlijn nog een zware prikkel. Ik was niet fris en het voelde bijna zwaarder dan een marathon. Mijn langste training was een progressieve duurloop van 32 kilometer, van 4’00 naar 3’15 per kilometer.”
Hoe hebben jullie als kenners van de discipline naar de prestatie van Koen Naert in Rotterdam gekeken?
De Bock: “Fantastisch gewoon. Koen maakt reclame voor de marathon en de atletiek in het algemeen. Hij vormt een bron van motivatie voor mij en helpt mij pushen naar een mooie tijd. Ik ben eens benieuwd wie het laken van het BR naar zich toe zal trekken, want ook Bashir is kandidaat.”
Laerte: “Na de aankomst van de halve marathon van Berlijn heb ik eerst op de app van Rotterdam gekeken wat Koen aan het doen was, voor ik mijn schoenen uitdeed. We zijn zelfs naar het hotel gegaan om het laatste kwartier te kijken in plaats van eerst uit te lopen. Dat zegt alles. Koen loopt op zijn marathon mijn 10 km-tempo, fenomenaal. Hij degradeert ons bijna tot recreanten, maar verlegt tegelijkertijd de grenzen van het Belgisch marathonlopen. Daardoor gaan wij geloven dat we toch minimaal 2u15 moeten aankunnen.”
Naert onthulde in Rotterdam zijn vetpercentage van 4.5 procent. Zijn jullie daar fel mee bezig?
De Bock: “Dat gebeurt bij mij redelijk op gevoel. Eens de zwaarste trainingen achter de rug zijn, eet ik wat minder koolhydraten tot aan de carboloading de laatste dagen, in de hoop er nog wat gewicht af te pitsen. In het verleden heb ik al té scherp gestaan, dus nu sta ik liever iets te zwaar.”
Laerte: “Voor mij ligt het anders. Ik zit aan het einde van mijn marathoncarrière en zoek bewust de grenzen op, maar bij mijn laatste vetmeting zes weken geleden zat ik al op de rand, dus ik mocht niet verder afvallen.”
Wat is zondag nu precies het doel?
Laerte: “Je gaat altijd weg voor een PR. In mijn geval betekent dat denken aan 2u15 en liefst zelfs er net onder. Paula Radcliffe heeft in Londen 2u15:25 gelopen, en eigenlijk is dat wel een mooie richttijd. Het is mijn achtste marathon, maar het blijft nog altijd een soort stap in het onbekende, en dat maakt het ook mooi. Je weet dat je heel goed getraind bent, maar ook dat je een moeilijk moment zal tegenkomen. De vraag is eigenlijk wie het beste met de pijn om kan.”
De Bock: “Ik heb nog maar twee marathons gedaan, en durf daarom nog geen krasse uitspraken te doen. Ik voel me duidelijk beter dan vorig jaar in Berlijn, maar er kan zo veel misgaan. Ik heb nog nood aan wat meer ervaring om mezelf beter te kunnen inschatten. Er zou een groep zijn voor 1u06:30 halfweg en dat is prima voor mij. Ik wil me achteraan de groep zetten en na 30 kilometer zien wat er nog in de tank zit.”
Jullie hebben een gelijkaardig niveau en dezelfde trainer, maar zaten er toch verschillen in jullie voorbereiding?
Laerte: “Thomas deed zijn intensieve trainingen vijf secondjes per kilometer sneller omdat hij beter is op kortere afstanden. Daardoor voelt de marathon ook anders. In de eerste helft voelt het makkelijker bij Thomas en hij zal dan ook in een sneller groepje meegaan. Dat groepje zal in de snellere kilometers 3’05 lopen, dat kan mijn lichaam gewoon niet aan. De laatste weken was mijn programma iets lichter, omdat ik van hoogte kom. Misschien zit er op de krachttraining nog het meeste verschil?”
De Bock: “Uiteindelijk niet, want ik begon spiermassa bij te kweken en op den duur speelt de kracht dan meer in je nadeel dan in je voordeel. Ik geloof dat ik energie zal sparen door in het groepje van 1u06:30 mee te gaan, maar Dennis is sterker in het tweede deel.”
Laerte: “Ik ga u opeten Bocky!”
Kijken jullie uit naar zondag of zien jullie op tegen al die pijn?
Laerte: “Ik kijk vooral uit naar de dagen nadien. Het lukt mij heel makkelijk om me dingen te ontzeggen, maar de dagen na de marathon moet Tim niet afkomen met dingen die ik moet doen, want ik doe ze niet. Ik ga elke dag genieten van een zwaar biertje en een zakje chips. Voor de wedstrijd zelf is het dubbel: je kijkt uit naar die dag waar je maanden naartoe hebt geleefd, maar je ziet ook op tegen het afzien.
De Bock: “Ik kijk er toch voornamelijk naar uit. Het zware trainingswerk is achter de rug. Je hebt keihard gewerkt, dus nu wil je ook keihard lopen. Een beetje zoals een examen: je weet dat je alles gedaan hebt wat je moest doen, dan wil je het ook goed doen.”