Stijn Baeten ruilt Rik Didden als coach voor Tim Moriau. Hij kondigde het nieuws zelf aan via Instagram, maar gaf ons ondertussen uitgebreid toelichting. Baeten liep in het verleden al 1’47″12 en 3’38″05, maar ondanks een hele reeks blessures is de honger van de 24-jarige halve fondspecialist nog niet gestild.
We beginnen met de belangrijkste vraag. Stijn, waarom kies je voor Tim Moriau?
“Zijn verhaal met ORT is uniek in België en eigenlijk zelfs in Europa. Ze hebben een groep met verschillende atleten die EK-finales halen. Ik vergelijk dat met een wielerploeg waar een vaste structuur is rond trainingen, maar ook met artsen, kinesisten en psychologen. Mij geeft dat rust. Bij al mijn blessures heb ik zelf naar hulp moeten zoeken, en daardoor geraakte ik een beetje de weg kwijt. Natuurlijk zijn ook de atleten in de groep belangrijk. Na het wegvallen van Pieter-Jan Hannes miste ik in de groep van Rik een atleet om naar op te kijken en mensen die het al eens meegemaakt hebben. Isaac Kimeli, Robin Hendrix, Simon Debognies en Jeroen D’hoedt hebben allemaal al op EK’s gestaan.”
Welke hoogtepunten uit je periode bij Rik Didden ga je niet snel vergeten?
“Als ik puur naar de tijden kijk, heeft Rik mij gebracht van 1’49 naar 1’47 en 3’50 naar 3’38. Dat is een enorme sprong. Rik heeft er ook voor gezorgd dat ik fysiek meer man ben geworden. Toen ik naar Leuven vertrok was ik nog een sprietje. En ook de knepen van het vak heeft hij mij geleerd: hoe pak je een koers aan? Helaas heb ik dat nooit op een EK kunnen tonen, maar ik ben op een basisniveau gekomen waarop EK-limieten zeker mogelijk zijn. Met Pieter-Jan Hannes, Wesley De Kerpel, Ali Hamdi en Michael Somers heb ik ook vrienden voor het leven gemaakt.”
Op welk vlak denk of hoop je nog progressie te kunnen maken?
“Ik moet vooral continuïteit in de trainingen krijgen. Een goeie winter kunnen doortrekken naar de zomer is de afgelopen jaren nooit gelukt, en toch heb ik mooie tijden gelopen. Daarnaast wil ik meer een kampioenschapsloper te worden. Dat begint op BK’s, maar hopelijk volgen daarna ook EK’s of nog meer.”
Was het moeilijk omgaan met die opeenstapeling van blessures?
“Als atleet is het nooit makkelijk om geblesseerd te zijn. Bij de eerste blessure ga je er nog vol tegenaan, en bij de tweede en derde eigenlijk ook. Maar vanaf de vierde of vijfde wordt het steeds moeilijker. Dat hebben ze thuis ook gemerkt. Je sleept het gewoon mee. Atletiek is zo’n groot deel van mijn leven, waardoor een periode waarin het sportief niet goed gaat, ook weegt op mijn sociaal leven. Iemand in een gewone job had misschien al vijf burn-outs gekregen van al die tegenslagen. Bij mijn voetblessure van afgelopen winter kreeg ik het echt moeilijk. Ik heb de alternatieve trainingen altijd wel afgewerkt, maar dat werd met steeds meer tegenzin. Een nieuwe wind opzoeken is ook een van de redenen waarom ik naar Tim Moriau ga. Ondertussen vlieg ik er weer met volle goesting tegenaan. Ik loop alweer vijf keer per week en de andere twee dagen werk ik alternatief. De basisconditie gaat in stijgende lijn.”
Een atleet die zo vaak geblesseerd is, gaat toch ergens in de fout? Wat liep er mis?
“Aan mijn voeten ben ik heel gevoelig. Mijn enkels en voeten zijn heel stijf. Als je hoge volumes draait en dat combineert met kracht en snelheid, kom je vaak in de problemen. Bij ORT verwacht ik dat de communicatie tussen kiné Hanne Pardaens en trainer Tim veel vlotter verloopt. Zo kunnen we veel korter op de bal spelen. Tim is bij de opstart ook heel voorzichtig: de volumes liggen laag, en hij wil eerst continuïteit creëren.”
Op welke afstand ligt jouw toekomst?
“In mijn allereerste gesprek met Tim heb ik gezegd dat ik weer meer naar de 800 meter wil. Daar is nog veel winst te boeken. Ik vind het veel makkelijker om van een sterke 800m te vertrekken en van daaruit eventueel te schakelen naar de 1.500m. Van nature ben ik heel snel, en dan is de 800m het leukste nummer om te lopen. Maar in piekperiodes wil ik dat ook combineren met af en toe een snelle 1.500m.”
Welke ambities houden je ondanks die blessures gemotiveerd?
“De nieuwsgierigheid in mij om te zien waar ik uitkom als alle puzzelstukjes eens goed vallen.”