De Nederlandse hordeloper Koen Smet geraakte zondag niet door de halve finales op het WK in Birmingham. Zijn 7″69 vormde de zestiende tijd. Smet komt uit een depressie, maar is er gelukkig weer bovenop.
Met een dijk van een tweede wedstrijdhelft waarin hij inliep op al zijn tegenstanders, leek Smet na een mindere start nog even in de buurt van een finaleticket te komen. Hij kwam echter acht honderdsten te kort. “De atleet naast mij bewoog. Ik wil het niet te veel als excuus gebruiken, want je moet zelf gefocust zijn, maar daardoor had ik een super slechte start”, vertelt Smet.
“Op dit onderdeel kan je geen enkele misstap begaan, dan loop je meteen achter de feiten aan. Het is me vaker overkomen dit seizoen. Bij drie kwart van mijn wedstrijden was de start heel slecht. De vijfde horde trap ik ook nog eens bijna doormidden. De vorm is dus heel goed, en dan is het zonde dat het er niet uitkomt. Ik loop een slechte race en kom toch nog op 7″69 uit. In mijn hoofd heb ik wel een stap gemaakt.”
Dat laatste zegt Smet niet zomaar. Midden 2016 kreeg hij met een depressie te kampen. Hij kwam het huis niet meer uit, loog zelfs tegen zijn coach dat hij getraind had. ”De maanden na het gemiste EK in Amsterdam waren de hel. Ik lag gewoon de hele dag op bed een beetje series te kijken”, zei Smet daarover dit weekend in de Volkskrant. Ondertussen is het beter. “Het gaat. Ik heb weer zin in het leven. Zin om te lopen. Dat is heel lang wel anders geweest.”
Smet is bijzonder ambitieus, en hoewel hij Birmingham op vier honderdsten van zijn persoonlijk record kwam, kan hij daar moeilijk vrede mee nemen.
“Ik begin niet aan een halve finale met het idee: dit is een mooi toernooi geweest. Met mijn huidige vorm was een finaleplaats mogelijk. In de callroom zat ik met vier jongens die ik nog nooit verslagen heb, maar ik vond het een mooie kans om daar werk van te maken. Ik voelde me helemaal klaar.”