Om een straffe uitspraak zit Lander Tijtgat nog steeds niet verlegen, maar de voeten zwijgen intussen wél al twee jaar. Zijn zwakke plek? De achillespees. Een heldenprobleem voor de held van de IFAM Indoor 2013. Maar er is hoop. “Ik verwacht dat de pees sterker wordt dan ooit tevoren. Top drie op een Crosscup zal altijd de ambitie blijven.”
De held van de IFAM Indoor 2013 dus. Tijtgat stoomde er, luid aangemoedigd, naar winst op de 3000m in 7’56”85. Nog altijd een van zijn favoriete atletiekmomenten. Een selectie voor het EK cross in Belgrado enkele maanden later was een mooi vervolg. Het (tegenvallende) EK zou zijn voorlopig laatste wedstrijd worden. Tijtgat gaat voor ons nog eens door zijn medische geschiedenis.
“Ik had al last aan mijn achillespees tijdens het zomerseizoen van 2012. Toen al voelde ik dat mijn linkerpees heel wat minder belastbaar was dan mijn rechterpees. Beetje bij beetje begon mijn linkerkuit er minder gespierd uit te zien. Mijn rechterkuit begon steeds meer over te nemen, met mijn linkerpees ging het de slechte kant uit. Ik zette in juli 2012 mijn zomerseizoen vroegtijdig stop, omdat het niet leuk was om altijd met pijn te trainen.”
“De winter van 2012-2013 was beter. De lange tempotrainingen werden beter verteerd door mijn pees, en ik kwalificeerde me voor het EK indoor. Maar in de zomer van 2013 klonk hetzelfde liedje: pistetrainingen en wedstrijden met spikes deden mijn pees de das om. Ik zette opnieuw vroegtijdig mijn zomerseizoen stop. Die winter van 2013 trainde ik tegen beter weten in met zowat twee Voltaren 75mg (ontstekingsremmers, red.) per dag. Ik kwalificeerde me voor het EK in Belgrado, maar ik kon eigenlijk zelfs niet meer pijnvrij stappen tijdens die periode. Ik wist dus vooraf al dat ik na dat EK een serieus lange revalidatie zou moeten opstarten. Ik heb nog een paar maanden conservatieve therapieën geprobeerd, maar in juni 2014 werd ik dan toch geopereerd.”
“De revalidatie liep niet van een leien dakje: het juiste evenwicht vinden tussen belasting en belastbaarheid was moeilijker dan ik dacht. Ik veranderde van kinesist, maar uiteindelijk was het toch Raymond Van Paemel die mij in juli 2015 weer aan het lopen kreeg: 15 minuten per dag en dat zes keer per week. Opdrijven met drie minuten per week. Sinds begin oktober loop ik minstens 60 minuten per dag, en dat pijnvrij.”
In februari zei je ons “verwacht me nog niet tijdens de zomer van 2015, maar verwacht me maar volgend crossseizoen!” Voorlopig ben je nog niet opgedoken in het veld. Heb je al een datum voor een comeback in gedachten? En is het euvel ook definitief van de baan dan, of blijft de achillespees een zwak punt?
“Ik zal ook deze winter niet meer in beeld komen en wellicht ook niet volgende zomer. Ik loop nu dus al zes keer per week, waaronder al een paar tempo’s. Ik doe mijn duurlopen van 70 minuten gemiddeld aan 14 km/u. Mijn tempo’s doe ik momenteel niet sneller dan 16 km/u. Vorige week deed ik een tempotraining iets sneller, maar blijkbaar kan de pees dit nog niet aan. Het is elke dag evalueren en zo nodig bijsturen. Maar er is zeker en vast beterschap en dat elke week opnieuw.”
“Ik heb nu het gevoel dat ik elke nieuwe prikkel toch een beetje voel nadien en dan heb ik één weekje nodig om aan deze nieuwe prikkel te wennen. Daarna kan ik een nieuwe prikkel toevoegen. Er is nog een lange weg te gaan, maar het feit dat ik mijn duurlopen pijnvrij tegen bijna 15 km/u kan lopen, stemt me hoopvol. De weg naar de 20 km/u of meer bij de tempo’s, is nog lang, maar ook daar verwacht ik wel stabiliteit. Mettertijd weliswaar. Momenteel is mijn pees de zwakste schakel van mijn lichaam. Maar ik verwacht samen met de dokters dat de pees sterker wordt dan ooit tevoren. Ik zal pas races lopen als ik mijn niveau haal zoals vroeger. Top drie op een Crosscup is altijd de ambitie geweest en zal altijd de ambitie blijven.”
In je groepje van trainingspartners is met Pieter Claus nog iemand aan het revalideren na een zware blessure. Helpt het om samen te kunnen trainen met iemand die ook van ver moet terugkomen? Of trek je je meer op aan een ander (oud) loopmaatje, Koen Naert, en zijn knalprestatie in Berlijn. Hoe schat je die prestatie trouwens in?
“Pieter was inderdaad vier maanden out, maar hij zit nu toch al aan 110 km per week, terwijl ik er momenteel 75 à 80 draai. Duurlopen met Pieter is sowieso een wekelijks tafereel, altijd gepaard met een grap en een grol. Ik denk trouwens dat Pieter na nieuwjaar nog mooie dingen zal laten zien, ook al is hij geen echte crosser.”
“Koen zie ik bijna nooit meer. Dat is jammer. Ons werk is niet echt goed op elkaar afgestemd qua uren. Ook heb ik een gezinnetje uitgebouwd, wat de mogelijke trainingsuren per dag toch doet slinken. Ik heb in volle spanning de marathon van Berlijn gevolgd. Ik kan je zeggen dat Koen toch wel met voorsprong de beste marathonloper van zijn generatie zal worden. Niemand kan zo snel lopen aan zo’n lage lactaatwaardes. Ik herinner me een paar duurlopen in 2013, waar ik gewoon leeggezogen werd door hem. Terwijl hij niet eens in de extensieve zones liep. Zijn prestatie in Berlijn was werkelijk top. Ik schat dat hij nog iets sneller kan trouwens, maar je moet hem de tijd gunnen. Vanaf nu zullen de verwachtingen hoog zijn. Mensen vergeten dat werkelijk alles moet meezitten om onder de 2u10 te duiken. Koen is wel geen supertalent zoals Vincent Rousseau er een was. Kijk naar hun pistetijden: Vincent liep 27’23, Koen 28’32 op 10.000m. Men mag niet zomaar verwachten dat Koen een paar keer 2u07 in de benen heeft. Maar wie zegt dat Koen geen superdag zal hebben, op een dag waar de zon fantastisch schijnt en er geen zuchtje wind staat, en daar dan 2u08 loopt? Alles kan, dus Koen ook.”
Is er al een wedstrijd die je graag wil halen, denk je al aan een bepaalde tijd op een bepaalde afstand? En denk je nog aan de belastbaarheid van een topsporter ‘te kunnen geraken’ of moet je noodgedwongen een stapje terugzetten?
“Ik zou het jammer vinden als ik mijn beste nummer (volgens mijn trainer) niet eens zou kunnen lopen: de 5.000m. Raymond heeft altijd gezegd dat ik onder de 13’25 moet kunnen, onder de beste omstandigheden met het beste vormpeil. Op de 1.500m heb ik niets meer te zoeken. Met mijn 3’37”21 als pure amateur en papa van 3 mag ik mij de beste in België aller tijden noemen, denk ik.”
“Qua motor moet het lukken om na Bashir de beste 5.000m-loper te worden in België, omdat ik voel dat ik zeker op de langere afstand nog een mooi verhaal kan laten optekenen. Deze zomer deed ik met mijn MTB van 11 kg een paar cols in de Zwitserse Alpen en qua Strava-tijden deed ik niet veel onder voor de profs op een carbonnen koerspaard van zeven kilogram. Het talent is er altijd geweest en zal er altijd blijven. Alles staat (of valt) met mijn pees. Die zal bepalen of ik weer topatleet word of niet.”
Volg je de atletiek nog? Welke prestaties/atleten zijn je al opgevallen deze winter? Waar kijk je nog naar uit de volgende maanden?
“Ik volg het nog op de voet, zij het wel vanop de zijlijn. Vroeger had ik wel meer toegang tot de soms smeuïge inside information in ons Belgisch afstandswereldje, met alle leuke wist-je-datjes, roddels en zo meer. Er gaat geen weekend voorbij dat ik de veldloopuitslagen niet uitpluis. Ik behaalde in 2014 ook mijn cursus trainer A afstandslopen (halve fond/fond) en wil mij ook nog de diploma’s werpen/sprint toeëigenen in de toekomst. Atletiek zal dus wel voor altijd een deel van mijn leven uitmaken. En terecht. Verder kijk ik vooral uit naar het moment wanneer ik in topvorm aan de start van de Relays 2016 zal staan, met mijn nieuwe club VAC.”