De trainers staan bijna altijd in de schaduw van de atleet. “Niet meer dan normaal”, stellen ze, maar ook zij verdienen de gepaste waardering en aandacht. In 2015 wil Atletieknieuws hier werk van maken, te beginnen met 4 afstandstrainers. Dirk Engelen is de derde in het rijtje.
Dirk Engelen is hoofdtrainer van de Topsportschool Atletiek Halve Fond en Fond in Leuven, vroeger was deze school in Hasselt. Op de Topsportschool heeft hij al grote talenten onder zijn hoede gehad zoals Pieter Desmet, Krijn Van Koolwijk en Jeroen D’hoedt. Verder is Engelen ook trainer van onder meer Louise Carton, Zenobie Vangansbeke en Barbara Maveau.
Hoe ben je in het atletiekmilieu verzeild geraakt? Was de passie meteen aanwezig of groeide die stelselmatig (met successen)?
“Op mijn 15de (2de jaar cadet) maakte ik de overstap van het voetbal naar atletiek. Ik was op die leeftijd reeds heel gepassioneerd door sport in het algemeen, deed onder de hoede van mijn oom mee aan een aantal wedstrijden en trainingen bij Looise AV en dat liep meteen als een trein. Ik werd onmiddellijk gebeten door de microbe van die individuele sport. Het enthousiasme is nooit verdwenen en is in die mate geëvolueerd dat ik ook op jonge leeftijd trainer ben geworden.”
Hoeveel jaren trainerschap heb je er inmiddels opzitten? Welke atleten behaalden onder jouw hoede de grootste successen m.a.w. op welke prestaties ben je het meest fier?
“Eigenlijk ben ik al 30 jaar actief als trainer. Op mijn twintigste engageerde ik me, naast mijn eigen trainingen, in de Beringse kern van AVT om de jeugd op te vangen en op een speelse en verantwoorde manier zin te doen krijgen in de atletieksport. Het training geven en het wetenschappelijk aspect daaraan gekoppeld, heeft me, ook als atleet, altijd erg geboeid. Ik vond het erg uitdagend om de medisch, wetenschappelijk filosofie die ik had meegekregen bij mijn toenmalige trainer, Kobe Anseeuw, toe te passen bij jonge, beloftevolle atleten. Met Kobe als mentor, vertoefde ik in een ideale omgeving om als jonge trainer correct te ontwikkelen. Hij is voor mij met zijn karrenvracht aan ervaring, inzicht en wetenschappelijke bagage de beste trainer die ik heb gekend. Kobe was ook bondscoach op het moment dat hij in 1998 zijn schouders zette onder de oprichting van de Topsportschool, toen nog in Hasselt. Hij vroeg me om hem te assisteren. Ik aarzelde niet. In de eerste jaren gaf ik er drie trainingen per week en voerde een deel van de administratieve taken uit, waaronder de planningen uitschrijven. In 2004 ben ik Kobe opgevolgd toen deze een stap terug zette en sindsdien zijn we dag en nacht bezig met atletiek. In heel die carrière tot nog toe heb ik dus mee aan de wieg gestaan en een steentje bijgedragen in de ontwikkeling van heel wat kanjers.”
“Zonder iemand tekort te willen doen, legden we in de Topsportschool de basis voor een mooie carrière bij onder meer Krijn Van Koolwijk, Pieter Desmet, Koen Wilssens, Barbara Maveau, Jeroen D’Hoedt, Zenobie Vangansbeke, Steven Casteele en vele anderen… Een optelsom leert ons dat we tijdens en onmiddellijk na de opleiding aan de Topsportschool reeds 28 atleten uitstuurden naar een internationaal kampioenschap.”
“Naast de Topsportschool volgde en volg ik nog steeds een aantal atleten individueel op en zonder enige uitzondering bezorgden ze me al meermaal momenten van vreugde en genoegdoening. Ik vind mijn geluk in atleten rond me die tevreden zijn, die zich goed in hun vel voelen, die onze sport met plezier beleven in z’n essentie en die door dagdagelijkse inspanningen groeien, onafhankelijk van hun niveau.”
“Maar als je dan toch vraagt naar een aantal prestaties die er uit sprongen de afgelopen jaren, dan denk ik spontaan aan de eerste in de rij, de finaleplaats van Koen Wilssens op het EK beloften in 2003. Nadien, de bronzen medaille op 3000m van Barbara Maveau op het EK jun in 2005 en de 7de stek op het WK jun in 2006. De 4.09.50 en de 5de plaats op 1500m op het EK beloften drie jaar later en over 5000m de 15.27 en 13de plaats op het EK in Helsinki in 2012. Eveneens ook de 6de plaats van Zenobie bij de jun op het EK cross in 2010, gevolgd door de 5de plaats een jaar later, en in 2011 een 5de plaats op het EK jun op 1500. Ook het Belgisch juniorenrecord over 800m van eerstejaars Martijn Scheepers, gelopen in Nijmegen, was een aparte ervaring. In het najaar van 2011 begon ik ook met Louise Carton samen te werken. Haar evolutie tot nog toe, is ook best opmerkelijk te noemen. In de zomer van 2013 liep ze naar een vierde plaats op het EK jun in Rieti over 3000m. Afgelopen winter zette ze haar opmars kracht bij met een erg knappe 7de plaats op het EK cross bij de beloften.“
Waar leg jij als afstandscoach vooral de nadruk op? Wat is zo het vaste stramien dat je hanteert bij opbouw naar wedstrijden en piekmomenten?
“Accenten leggen doe je op verschillende niveaus. Sport op hoog niveau bedrijven is niet enkel een kwestie van lopen alleen. Het is een complex verhaal van mentale weerbaarheid, engagement, lichamelijke paraatheid en fysiologisch functioneren in al zijn onderdelen. Al deze aspecten dienen correct in kaart te worden gebracht en nadien vloeit daar een programma op maat uit. Dat in kaart brengen van alle belangrijke trainingsonderdelen, doe je niet alleen. Je atleten of trainingsgroep omringen met specialisten op de respectievelijke onderdelen is van cruciaal belang. Als trainer ben je een beetje de architect die een plan maakt, rekening houdend met sterktes en zwaktes, een plan dat er dient voor te zorgen dat er zo weinig mogelijk, en liefst geen barsten in fundering of muren ontstaan. Het is echter de atleet zelf die bouwt en het bouwwerk voltooit tot datgene wat hij of zij voor ogen heeft.“
“Om mee te kunnen aan de top moet een atleet belastbaar zijn. Het lichaam moet de trainingen die nodig zijn, verteren. Een geleidelijke verhoging van de belastbaarheid op verschillende domeinen is een werk van jaren. Via lichaamsscreenings zetten we heel sterk in op de ontwikkeling van het bewegingsapparaat met sessies blessurepreventie, stabilisaties, basiskracht en kracht. In het loopwerk ligt het accent voornamelijk op het ontwikkelen van de uithoudingsvaardigheden met op de juiste momenten nieuwe, functionele prikkels richting de belangrijke wedstrijden toe. Uithoudingstrainingen binnen de juiste zones (die worden bepaald door regelmatige lactaattesten), zorgen voor marge en dus een verbeterd herstel. Dit is dan weer broodnodig om de nieuwe prikkels te verwerken en te presteren op de momenten dat het echt moet.”
Valt het mee om je werk te combineren met de vele trainingsuren?
“Wat dat betreft, prijs ik me gelukkig dat training geven ook mijn werk is. Als trainer aan de Topsportschool, werk ik dagelijks met gemotiveerde atleten en een competent kader.”
Hoe zie je de toekomst tegemoet als trainer? Zijn er bepaalde atleten die al dan niet hun neus al aan het venster hebben gestoken, waar we de komende jaren nog veel van zullen horen?
“Ik hoop nog jaren te kunnen evolueren als trainer en verder te bouwen aan de weg die we nu bewandelen. Ik ben er immers heilig van overtuigd dat we binnen het project van de Topsportschool een traject aanbieden dat, mede door het kader van sport en studie, uiterst volledig is. We hebben immers dagdagelijks de tijd om alle activiteiten, nodig voor een compleet programma, aan te bieden zonder dat de atleten daarvoor ’s avonds laat nog moeten trainen. Dat dit wordt gecontinueerd in de beloftenwerking voor atleten die verder studeren, kunnen we alleen maar toejuichen.”
“We werken ook op dit moment met een aantal heel beloftevolle jonge atleten. We kunnen alleen maar hopen dat zij in de toekomst hetzelfde engagement aan de dag zullen leggen als vandaag om een leven als topsporter te gaan leiden én dat ze gespaard blijven van allerlei tegenslagen. Één zaak is immers heel duidelijk, in onze sport bestaan er geen compromissen en topatleet zijn, is een levenswijze waar je 24/24 en 7/7 mee geconfronteerd wordt.”