De trainers staan bijna altijd in de schaduw van de atleet. “Niet meer dan normaal”, stellen ze, maar ook zij verdienen de gepaste waardering en aandacht. In 2015 wil Atletieknieuws hier werk van maken, te beginnen met 4 afstandstrainers. Wim Wouters uit Leuven bijt de spits af.
Ook Wim Wouters begint met te zeggen dat het hem zwaar valt om over zichzelf te spreken. Veel liever laat hij de benen van de atleten spreken. En die benen spraken deze winter al heel wat. Hij is de trainer van winterse uitblinkers Jesse Stroobants en Dries en Michel Basemans. Ook Lukas Van Assche en anderen trainen onder zijn hoede.
Hoe ben je in het atletiekmilieu verzeild geraakt? Was de passie meteen aanwezig of groeide die stelselmatig (met successen)?
“Ik heb de atletiek altijd passief gevolgd. Tot diep in de jaren zeventig werden de grote veldlopen van toen en alle grote kampioenschappen live gecoverd op de toenmalige BRT. Ik ben pas laat actief wat beginnen lopen, op mijn 19e. Tijdens mijn studies LO aan de KU Leuven kreeg ik dan les van de grote Mon Vanden Eynde en dat heeft me sterk geïnspireerd. In de eerste plaats om zelf beter te beginnen trainen, maar ook om schema’s op te maken en met atleten bezig te zijn.”
Hoeveel jaren trainerschap heb je er inmiddels opzitten? Welke atleten behaalden onder jouw hoede de grootste successen m.a.w. op welke prestaties ben je het meest fier?
“Ondertussen zit ik zowat 35 jaren in het vak, zo precies houd ik dat niet bij. Ik startte als clubtrainer bij DCLA in de onderafdeling Herent. Nadien begon ik ook atleten te begeleiden aan de KUL, een taak die ik nog steeds uitoefen. Sportieve studenten die in groep willen trainen kunnen bij mij terecht. Zo heb ik met enkele trainers zeer goed samengewerkt met uitstekende resultaten. Anderzijds zijn er veel trainers die hun atleten verboden om met de groep te trainen. Ik kan alleen maar vaststellen dat in die laatste groep er velen gestopt zijn of nooit een hoog niveau gehaald hebben. Namen noemen is niet zo makkelijk. Ondertussen zijn er toch verschillende atleten geweest die er in slaagden om EK of WK-selecties te halen, meestal in het veldlopen (wegens de combinatie met de studies en examens is een selectie op piste moeilijker, maar ook daar zijn enkelen in geslaagd). Maar ik ben even snel tevreden met een atleet die voor het eerst een grens doorbreekt, bv 3’ op een km lopen of 9’ op 3000. En fier ben ik zeker omdat jaren later nog steeds heel wat oud-atleten de schoenen ombinden, al is het slechts enkele malen per week wat los te lopen of om nog eens een klassiek rondje “bruine paters” te lopen in Leuven.”
Waar leg jij als afstandscoach vooral de nadruk op ?
“Ik zie lopen als een totaalpakket. Je moet graag lopen in de eerste plaats. Atleten die echt niet graag lopen, zou ik adviseren om te stoppen. Wie enkel loopt omdat de resultaten goed zijn, zal bij de eerste erge tegenslag (meestal een blessure dus) spoedig stoppen. Ik streef er naar om individueel te trainen. Zeker in de zomer waar afstand, herhalingen en snelheid verder uiteen liggen maar ook bij het specifieke winterwerk (waar dit eerder het tempo is) krijgt iedereen zijn aangepaste richtlijnen mee. Mentaal tracht ik ook te sturen maar eerder via beredeneerde weg. Ik ben niet het type trainer die een atleet zal proberen te stimuleren door te verwijzen naar andere atleten. Goed lopen moet uit de atleet zelf komen.”
Valt het mee om je werk te combineren met de vele trainingsuren?
“In principe is het een mooie combinatie: ik werk 80 % om alzo meer tijd te hebben voor de training. Ik zie mijn atleten dus als het ware 365 dagen van het jaar trainen. Eén kanttekening echter: soms besef ik dat ik nog te weinig tijd heb om meer met atleten te praten over hun wedstrijd, hun training, hun dagdagelijkse beslommeringen. Dat zou nog beter kunnen.”
Hoe zie je de toekomst tegemoet als trainer? Zijn er bepaalde atleten die al dan niet hun neus al aan het venster hebben gestoken, waar we de komende jaren nog veel van zullen horen?
“Moeilijke vraag. Ik verwacht nog wel een tijdje aan de gang te blijven als trainer en met de groep die ik nu train zal dat toch nog zeker 10 jaren duren vooraleer de jongsten onder hen hun loopcarrière beëindigen. En wie weet komt er nog een jongere aankloppen binnen een jaar en als je dan voelt dat het klikt…”